GMK P1.2 HERHALING

P1.2 Herhaling GMK
Herhaling interactie, pijnstillers, maagdarm en reuma en jicht
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
GMKMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

P1.2 Herhaling GMK
Herhaling interactie, pijnstillers, maagdarm en reuma en jicht

Slide 1 - Tekstslide

wat is de betekenis van contra- indicatie
A
reden om een geneesmiddel te gebruiken
B
de totale hoeveelheid geneesmiddel per dag
C
reden om een geneesmiddel niet te gebruiken
D
een wisselwerking tussen medicijnen

Slide 2 - Quizvraag

wat betekent werking van een geneesmiddel?
A
bedoelde effect van een geneesmiddel
B
reden om een geneesmiddel te gebruiken
C
onbedoelde effect van een geneesmiddel
D
reden om een geneesmiddel niet te gebruiken

Slide 3 - Quizvraag

wat wordt bedoeld met causale therapie
A
oorzaak van de aandoening wordt behandelt
B
de symptomen worden behandelt
C
te kort van een lichaamseigen stof wordt aangevuld
D
geneesmiddel wordt gebruikt om een diagnose te stellen

Slide 4 - Quizvraag

stelling 1: paracetamol tegen keelpijn is causale therapie
stelling 2: paracetamol werkt pijnstillend en koortswerend
A
beide stellingen zijn juist
B
stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist
C
stelling 1 is onjuist stelling 2 is juist
D
beide stellingen zijn onjuist

Slide 5 - Quizvraag

wat betekent analgetisch?
A
koortswerend
B
pijnstillend
C
ontstekingsremmend

Slide 6 - Quizvraag

welke medicijn groep werkt zowel pijnstillend, koortswerend en ontstekigsremmend
A
Opiaten
B
NSAID'S
C
Analgetica

Slide 7 - Quizvraag

hoe werkt paracetamol?
A
koortswerend en ontstekingsremmend
B
pijnstillend en ontstekingsremmend
C
pijnstillend en koortswerend
D
ontstekkingsremmend en koortswerend en onytstekingsremmend

Slide 8 - Quizvraag

tot welke geneesmiddelgroep behoort tramadol
A
NSAID's
B
Antiobiotica
C
Analgetica
D
optiaten

Slide 9 - Quizvraag

Welk middel is geen pijnstiller
A
paracetamol
B
pantoprazol
C
ibuprofen
D
tramadol

Slide 10 - Quizvraag

welke pijnstiller valt onder de geneesmiddel groep NSAID's
A
paracetamol
B
tramadol
C
naproxen
D
codeine

Slide 11 - Quizvraag

welk geneesmiddel valt onder de geneesmiddel groep opiaten
A
paracetamol
B
diclofenac
C
ibuprofen
D
codeine

Slide 12 - Quizvraag

welke geneesmiddelgroep veroorzaakt maagklachten
A
Opiaten
B
NSAID's
C
Analgetische pijnstiller
D
Antidepressiva

Slide 13 - Quizvraag

welke geneesmiddelgroep veroorzaakt obstipatie
A
NSAID's
B
Antiobiotica
C
Opiaten
D
Protonpomremmers

Slide 14 - Quizvraag

wat is geen maagklacht
A
diarree
B
zuurbranden
C
maagpijn
D
opgeblazen gevoel

Slide 15 - Quizvraag

welk geneesmiddel kan als bijwerking maagklachten geven
A
paracetamol
B
diclofenac
C
tramadol
D
codeine

Slide 16 - Quizvraag

wat is een niet medicamenteus advies bij maagklachten
A
afvallen
B
kleine beetjes eten
C
koffie, thee en frisdranken met coffeine tijdelijk laten staan
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 17 - Quizvraag

welk geneesmiddel valt onder de geneesmiddelgroep protonpompremmers?
A
antagel
B
omeprazol
C
cimetidine
D
metoclopramide

Slide 18 - Quizvraag

welk geneesmiddel valt onder de geneesmiddelgroep anti-emetica?
A
domperidom
B
pantoprazol
C
famotidine
D
omeprazol

Slide 19 - Quizvraag

wat is geen darmklacht
A
opgeblazen gevoel
B
diarree
C
opstipatie

Slide 20 - Quizvraag

wat is een diarree remmer
A
ORS
B
Loperamide
C
Bisacodyl
D
Lactulose

Slide 21 - Quizvraag

wat is een symptoom van diarree
A
buikpijn
B
buikkramp
C
slap gevoel
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 22 - Quizvraag

wat is een symptoom van verstopping?
A
buikpijn
B
harde ontlasting
C
pijn bij het poepen
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 23 - Quizvraag

hoe heet de geneesmiddel groep die gebruikt wordt bij verstopping
A
laxeermiddelen
B
anti-emetica
C
diarree remmers
D
rehydratatie vloeistof

Slide 24 - Quizvraag

wat is geen laxeermiddel
A
macrogol
B
psyllium vezels
C
ORS
D
lactulose

Slide 25 - Quizvraag

op welke leeftijd ontstaat artritis meestal?
A
15-25 jaar
B
25-40 jaar
C
25-50 jaar
D
20-60jaar

Slide 26 - Quizvraag

met welke medicatie groepen wordt RA niet behandelt
A
NSAID's
B
Antibiotica
C
Corticosteroïden
D
DMARD's

Slide 27 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van jicht
A
ophoping van urinekristallen
B
Meestal in de grote teen
C
vooral bij vouwen
D
in aanvallen

Slide 28 - Quizvraag

welk middel wordt voorgeschreven voor jicht
A
naprosyn
B
paracetamol
C
tramadol
D
codeine

Slide 29 - Quizvraag

welke gewrichtsaandoeningen ken je

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide