bijvoeglijk naamwoorden

bijvoeglijk naamwoorden
zegt iets over het zelfstandig naamwoord
  • het meisje is klein  -  het kleine meisje
  • de fiets is mooi  -  de mooie fiets
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsISKLeerroute a2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

bijvoeglijk naamwoorden
zegt iets over het zelfstandig naamwoord
  • het meisje is klein  -  het kleine meisje
  • de fiets is mooi  -  de mooie fiets

Slide 1 - Tekstslide

Schrijven (bijvoeglijk naamwoord)
Aan het einde van de les:
  • kan je bij een foto het bijvoeglijk naamwoord schrijven in de juiste vorm.

Slide 2 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Wanneer een -e als laatste letter?
het-woorden
de-woorden
het bange kind
een bang kind
de kleine kamer
een kleine kamer
het kleine huis
een klein huis
de grote stad
een grote stad
het rode potlood
een rood potlood
de dikke man
een dikke man
het grote dorp
een groot dorp
de dunne mevrouw
een dunne mevrouw
Je schrijft ALTIJD een -e, behalve wanneer je het lidwoord EEN gebruikt in plaats van HET.

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht
Je krijgt van je docent een foto. Schrijf zoveel mogelijk bijvoeglijk naamwoorden op bij de foto.
Denk goed na hoe je het bijvoeglijk naamwoord schrijft!

Schrijf het zo op:
De ...................... man
De ..................... stoel

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Woordweb

Slide 8 - Woordweb

Slide 9 - Woordweb

Slide 10 - Woordweb

LET OP!
De spelling 1;
Bij een korte klank zoals: dik-ke / grap-pige
                                  # eerste klankstuk kort + medeklinker (dik, grap)
                                       -  het dikke boek / de grappige man
                                      dus: korte klank a, e, o, i, u - dan dubbele 
                                               medeklinker

Slide 11 - Tekstslide

LET OP!
De spelling 2;
Bij een lange klank zoals: gro-te
                                   # eerste klankstuk lang + een medeklinker, dan 
                                       één klinker weg = de man is groot
                                                                          de grote man
                                   # lange klank aa, ee, oo, uu - dan 1 klinker, 
                                       1 medeklinker

Slide 12 - Tekstslide

LET OP!
De spelling 3;

eindigen op -f  of  -s

- -f wordt -v: de vrouw is lief en doof / de lieve vrouw, dove vrouw
- -s wordt -z: de kat is grijs en boos / de grijze, boze kat

Slide 13 - Tekstslide

maak het werkblad
niet af? huiswerk

Slide 14 - Tekstslide