Opbouw en functie van neuronen

Opbouw en functie van neuronen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Opbouw en functie van neuronen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je de microscopische bouw van een neuron beschrijven. Aan het einde van de les kun je de functie van dendrieten, axonen en de myelineschede uitleggen. Aan het einde van de les kun je het belang van de myelineschede voor de snelheid van impulsgeleiding benoemen. Aan het einde van de les kun je het verschil tussen grijze en witte stof in het zenuwstelsel verklaren. Aan het einde van de les kun je de drie soorten neuronen onderscheiden en hun functies beschrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over de opbouw en functie van neuronen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Microscopische bouw van een neuron
Neuron bestaat uit cellichaam met celkern, dendrieten, axon en gliacellen vormen myelineschede.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functie van de dendrieten en het axon
Dendrieten leiden impulsen naar cellichaam, axon leidt impulsen weg van cellichaam.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De rol van de myelineschede
Myelineschede versnelt impulsgeleiding in axon.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschil tussen grijze en witte stof
Grijze stof bestaat uit cellichamen en dendrieten, witte stof uit axonen met myeline.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten neuronen en hun functies
Sensorische, motorische en schakelneuronen zijn betrokken bij de reactie op stimuli.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Definities
Neuron: zenuwcel die impulsen transporteert. Cellichaam: deel van neuron met celkern. Dendrieten: leiden impulsen naar cellichaam. Axon: leidt impulsen weg van cellichaam. Myelineschede: versnelt impulsgeleiding. Grijze stof: cellichamen en dendrieten. Witte stof: axonen met myeline. Sensorisch neuron: impulsen van receptoren naar centrale zenuwstelsel. Motorisch neuron: impulsen van centrale zenuwstelsel naar effectoren. Schakelneuron: impulsen tussen sensorische en motorische neuronen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 10 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 11 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 12 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.