1.makkelijk of moeilijk-leesstrategie

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

So grammatica
Hoeveel zww en hoeveel hww in 1 zin?
We zullen thuis gezellige dingen gaan doen. zww/hww?
Ik heb daarom een vroege training van hockey overgeslagen.
Dat zou wel heel erg vervelend zijn.
Bijna alle klasgenoten van mij vinden dat een stoere beslissing.
Mijn mobieltje is groen.

Slide 2 - Tekstslide

Je leert:

1.Wat maakt een tekst makkelijk of moeilijk?
Hoe kun je een tekst het beste lezen?
2. Welke leesstrategieën bestaan er?

Slide 3 - Tekstslide

Welke tekst vind je moeilijker? Hoe komt dat?
Tekst 

Karel de Grote was de belangrijkste vorst van de vroege middeleeuwen. In 771 werd hij koning van het rijk der Franken , dat ook de latere Nederlanden omvatte. Zijn gehele regeringsperiode door trok Karel ten strijde: tegen de islamitische heersers van het Iberische schiereiland, tegen de Langobarden in het zuiden en tegen de Denen en de Saksen in Noordwest-Europa.  
A
Tekst    
Eencelligen komen bijna overal voor. Er zitten grote aantallen in de grond en in het water. Een druppel zeewater kan er helder uitzien, maar toch honderden van deze eencelligen bevatten. In 1 kubieke centimeter slootwater kunnen wel 250.000.000 eencelligen voorkomen! Ook zweven ze in de lucht. Vooral in de ruimten waar zich veel mensen of dieren bevinden, zijn grote aantallen eencelligen aanwezig. Maar ze zijn zo klein dat je er niets van ziet.
B

Slide 4 - Tekstslide

Houd jij ook zo van dit insect? Of juist niet?
Lees de volgende tekst precies en schrijf daarna in 2 zinnen op waarover de tekst gaat.

Slide 5 - Tekstslide

Uiterst vervelend!
Waar zijn muggen nou goed voor?', verzucht je tegen je klasgenoot als je weer eens bent lekgeprikt. Die muggenbulten zijn uiterst vervelend. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de dodelijke ziektes die die kleine beestjes verspreiden. We kunnen best zonder muggen, toch? Of zijn ze wel nuttig?
Ja, zeker wel. Niet alleen bijen bestuiven onze planten, muggen kunnen er ook wat van. Vooral de planten en bloemen in waterrijke omgeving kunnen op bezoekjes van de mug rekenen. Trouwens,er zijn er meer dan 3000 soorten muggen. Daarvan zijn er een paar honderd dol op mensenbloed (en alleen de vrouwtjes steken). 
Een van de planten die veelvuldig bestoven wordt door muggen is de noordelijke moerasorchidee. Die vind je vooral in de koudere gebieden op het noordelijk halfrond. Muggen eten van de nectar, en vliegen van bloem naar bloem. Zo brengen ze het stuifmeel van het ene plantje naar het andere plantje.
Kortom: in waterrijke en koude gebieden zijn veel planten die vervelende muggen hartstikke dankbaar. Mocht de mug op ineens verdwijnen, dan zullen de planten het hoogstwaarschijnlijk wel overleven. Maar toch: een puntje voor de mug.

Slide 6 - Tekstslide

Onderwerp van een tekst
  • Geef je weer in één woord of in een paar woorden.
  • Zo vind je het onderwerp van een tekst:
  • Lees de titel
  • Kijk naar illustraties
  • Bekijk tussenkopjes (titels boven een alinea)
  • Bekijk anders afgedrukte woorden 
  • Wat is het onderwerp van de vorige tekst?

Slide 7 - Tekstslide

.
Wat is het onderwerp van de tekst hieronder?
Slapen belangrijk 
Voldoende slaap is belangrijk voor de gezondheid van kinderen. Kinderen die onvoldoende slaap krijgen, voelen zich vaak moe en futloos. Ze kunnen niet goed nadenken en hebben problemen met hun concentratie. Ze maken vaak ruzie met vriendjes over kleine dingen. Ook hun sportprestaties lijden onder hun slaapgebrek. 
Er is nog een reden waarom ouders erop moeten letten dat hun kinderen goed slapen: te weinig slaap belemmert de groei. Tijdens het slapen maken de hersenen een groeihormoon aan. Bovendien heeft slaap een positief effect op het immuunsysteem. Hoe meer slaap, hoe minder ziek dus.

Slide 8 - Tekstslide

Leesstrategie. Wat heb je eraan?
  • Kijk eerst het filmpje over de leesstrategie
  • Schrijf in 30 seconden in steekwoorden op wat je te weten bent gekomen.
 Probeer het daarna zelf eens. 
  • Ga naar blz. 10 en lees de groene tekst. Beantwoord daarna de vragen      bij opdracht 1.
  • Lees tekst 1 Huisdieren met uitknop op blz. 11 oriënterend. 30 seconden   de tijd. Wat weet je daarna?
  • Beantwoord alle vragen bij opdracht 2. 

timer
0:30

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Open Nieuw Nederlands digitaal:
  • Ga naar Magister-leermiddelen
  • Open nIeuw Nederlands
  • Links zie je een groene kolom
  • Open cursus Lezen 
  • Open par. 1 Strategieën
  • Klik rechts op start
  • Bekijk het filmpje
  • Maak opdracht 1
  • Open opdracht 2-lees tekst en maak de vragen die bij opdr. 2 horen.

Slide 11 - Tekstslide

Opdrachten af?

Ga naar blz. 264 
Maak puzzel 1
Gebruik daarvoor
het boek
Nieuw
Nederlands

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 1 en 2 Oplossing
Opdracht 1                                               Opdracht 2
                                                             
1 precies
2 globaal
3 precies of zoekend
4 oriënterend
5 precies
6 precies
1 Huisdier voor mensen met problemen
2 Voor mensen met problemen of stoornis
3 alinea 3/ 4 alinea 2
5 waar     /6 zoekend lezen
7 D
8 precies lezen

Slide 13 - Tekstslide


Wat moet je doen als je oriënterend leest?

A
Je leest de hele tekst
B
Je kijkt naar titel, inleiding, slot, tussenkopjes, illustraties
C
Je bekijkt de tekst en leest de eerste alinea.
D
Je leest inleiding en slot en kijkt naar de titel

Slide 14 - Quizvraag


Wat is een deelonderwerp?
A
Het onderwerp van de inleiding en het slot
B
elke alinea vertelt een deel van het verhaal
C
Het onderwerp van de hele tekst
D

Slide 15 - Quizvraag


Wat is een ander woord voor 'leesstrategie'?
A
Manier van lezen
B
Leesdoel
C
Snel lezen
D
Luisterstrategie

Slide 16 - Quizvraag


Wat is een tussenkopje?
A
Titel boven een tekst
B
Tussendoor een samenvatting geven van de tekst
C
Titel boven één of meer alinea's
D
Een tussenkopje geeft aan wie de schrijver van de tekst is.

Slide 17 - Quizvraag

  • Bedenk eerst waarom je een tekst gaat lezen (leesdoel).
  • Kies een leesstrategie.
Oriënterend
Je wilt snel weten waar een tekst over gaat.
Globaal
Je wilt weten over welke deelonderwerpen een tekst gaat.
Precies
Je wilt een tekst goed begrijpen.
Zoekend
Je zoekt antwoord op je vragen.

Slide 18 - Tekstslide