Kapitel 3 - Lektion 1

Kapitel 3 - Lektion 1 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Kapitel 3 - Lektion 1 

Slide 1 - Tekstslide

Programm
  • Ziele
  • Grammatik A: Satzanalyse + Grammatik B: Endungen 
  • Üben

Slide 2 - Tekstslide

Ziele: 
luisteren
Ik kan het onderwerp van korte kijkfragmenten bepalen
lezen
Ik kan in informatieve teksten inforamtie over personen en plaatsen begrijpen
grammatica
Ik kan in een zin de eerste en de vierde naamval bepalen
Grammatik A, Seite 102
Ik kan de uitgangen van de eerste en de vierde naamval van de der- en ein-Gruppe toepassen
Grammatik B, Seite 104

Slide 3 - Tekstslide

Kapitel 3
Grammatik A

Satzanalyse (zinsontleding)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Naamvallen
Naamvallen zijn een belangrijk onderdeel van de Duitse grammatica. 
Er zijn vier naamvallen:

  • Het onderwerp staat in de eerste naamval (Nominativ).
  • Het meewerkend voorwerp staat in de derde naamval (Dativ).
  • Het lijdend voorwerp staat in de vierde naamval (Akkusativ).

  • De tweede naamval geeft een bezit aan (Genitiv). 

Slide 6 - Tekstslide

Naamvallen
Ieder zinsdeel staat in een bepaalde naamval. Je kunt de naamval van een zinsdeel bepalen door de zin te ontleden. 
Ontleden door vragen te stellen
  • 1e naamval (onderwerp):
               WIE / WAT + gezegde
  • 3e naamval (meewerkende voorwerp): 
                AAN / VOOR WIE + gezegde + onderwerp
                 

Slide 7 - Tekstslide

Naamvallen
  • 4e naamval (lijdend voorwerp)           
                 WIE / WAT + gezegde + onderwerp
                  

Slide 8 - Tekstslide

Naamvallen


Stappenplan 
  1. Zoek het gezegde                                                    
  2. Zoek het onderwerp (1e nv.)                                
  3. Zoek het lijdend voorwerp (4e nv.)                    
  4. Zoek het meewerkend voorwerp (3e nv.)       
De man geeft de vrouw een kus. 

Slide 9 - Tekstslide

Zinsontleding:
Emma kauft ein Buch
A
Emma is onderwerp
B
Emma is lijdend voorwerp
C
Emma is meewerkend voorwerp
D
Emma is weg

Slide 10 - Quizvraag

Geef het gezegde, het onderwerp en het lijdend voorwerp in onderstaande zin aan. (bijvoorbeeld: gezegde = …. etc.)

Ik heb een taart gekocht.

Slide 11 - Open vraag

Geef het gezegde, het onderwerp en het lijdend voorwerp in onderstaande zin aan.

Essen die Kinder eine Banane?

Slide 12 - Open vraag

Diese Woche
Lektion 1 fertig. 
Ihr könnt alle Aufgaben machen. 
Fragen? --> mailen / flex Stunden
timer
30:00

Slide 13 - Tekstslide