Oefenen voor SO Grammatica

Welkom
Programma
  • nakijken opdrachten in Classroom

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Programma
  • nakijken opdrachten in Classroom

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammatica woordsoorten [dat, die, wie: aanw, vr, onbep, betr.vnw of os.vgw]


 Vul de zin met de juiste woorden aan.
  • 1. Het woord die is een betrekkelijk voornaamwoord als […].
  • het terugverwijst naar iets wat eerder genoemd is, het antecedent.
 




Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammatica woordsoorten [dat, die, wie: aanw, vr, onbep, betr.vnw of os.vgw]

Wat is de woordsoort van de onderstreepte woorden? Noteer de juiste afkorting.
 Kies uit: aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw); vragend voornaamwoord (vr. vnw); onbepaald voornaamwoord (onbep.vnw); onderschikkend voegwoord (os.vgw); betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw); betrekkelijk voornaamword met ingesloten antecedent (betr.vnw m.i.a.)
  • 2 Het T-shirt dat ik had besteld, heb ik nog niet ontvangen.
  • dat = betr.vnw  Wat had ik besteld?
  • 3 Wil je dat nummer van Davina Michelle nog een keer horen?
  • dat = aanw.vnw
  • 4 ‘Neem wat lekkers mee bij de bakker,’ zei mijn moeder.
  • wat = onbep.vnw

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammatica woordsoorten [dat, die, wie: aanw, vr, onbep, betr.vnw of os.vgw]
  • 5 Weet jij wat een draaitol is?
  • wat – vr. vnw
  • 6 Maak een samengestelde zin waarin het woordje die twee keer voorkomt als een verschillende woordsoort. Zet achter elk woordje die de woordsoort.
  • Er zijn meerdere antwoorden mogelijk, bijvoorbeeld:
  • De mummie die (betr.vnw) die (aanw.vnw.) archeologen in Caïro hebben gevonden, is ongeveer 2500 jaar oud.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Open je Chromebook

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dat is mijn zusje Petra.
Dat =
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Betrekkelijk voornaamwoord

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie zoet is, krijgt lekkers

Wie=
A
Betrekkelijk vnw
B
Aanwijzend vnw
C
Betrekkelijk vnw mia
D
Vragend vnw

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De jongen van wie ik houd, is Karel.

Wie=
A
Betrekkelijk vnw
B
Aanwijzend vnw
C
Betrekkelijk vnw mia
D
Vragend vnw

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een zin met een betrekkelijk voornaamwoord?
A
Die jongen daar is mijn neefje
B
De jongen, die daar loopt, is mijn neefje
C
Hoe heet die jongen?
D
Dat jongetje is mijn neefje

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

benoem het woord tussen aanhalingstekens:

'Wie' denkt dat de wereld zonder vrouwen beter af is, heeft het mis. Dat is zeker.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord m.i.a.
C
D
voegwoord

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke woordsoort hoort wat?
Wat is het huiswerk?
A
betr.vnw
B
vr.vnw
C
onbep.vnw
D
onbep.hoofdtelw

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke woordsoort hoort wat?
Heb je wel wat geleerd?
A
betr.vnw met ingesloten antecedent
B
onbep.vnw
C
vr.vnw
D
onbep.hoofdtelw

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke woordsoort hoort wat?
Alles wat hij gister gedaan heeft zou ruim genoeg moeten zijn voor de toets.
A
onbep. hoofdtelw
B
onbep. vnw
C
betr.vnw
D
betr. vnw met ingesloten antecedent

Slide 13 - Quizvraag

betr. vnw want het zegt iets over alles(wat de antecedent is)
bij welke woordsoort hoort wat?
heb je nog wel wat ruimte over op dat blaadje van je?
A
onbep. vnw
B
betr.vnw
C
onbep.rangtelw
D
onbep. hoofdtelw

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is wat een onbepaald voornaamwoord?
A
Als je wat kunt vervangen door een beetje
B
Als je wat kunt vervangen door het
C
Als je wat kunt vervangen door iets
D
Als je wat kunt vervangen door datgene dat

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een wederkerend voornaamwoord?
A
schamen
B
elkaar
C
uitsloven

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wederkerend voornaamwoord

Vergis hij zich nu niet ?
A
Vergis
B
hij
C
zich
D
niet

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de wederkerende voornaamwoorden?
A
ik, jij, hij, zij, wij, jullie
B
de, het, een
C
me, je, zich, u, ons
D
hij, hem, ze, zij, haar

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor soort telwoord staat in de zin:

Er zijn vier soorten telwoorden.
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

bepaalde hoofdtelwoorden zijn:
A
1/8
B
veel
C
enkele
D
driehonderd

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onbepaalde rangtelwoorden zijn
A
middelste
B
laatste
C
eerste
D
tachtigste

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Elkaar is altijd een wederkerend voornaamwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies