In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 4 Verzekeren
M3 Economie
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
1. Wat is een onzeker voorval?
A
Een gebeurtenis die van te voren gepland is.
B
Een ongeluk dat je had kunnen voorkomen.
C
Een gebeurtenis waarvan je niet weet wanneer en of die ooit zal plaatsvinden.
D
Een ongeluk waarbij de schade nog onbekend is.
Slide 3 - Quizvraag
2. Wat is geen voorbeeld van een onzeker voorval?
A
inbraak
B
ongeluk
C
zelf vernielen
D
blikseminslag
Slide 4 - Quizvraag
3. Wat is geen voorbeeld van een onzeker voorval?
A
inbraak
B
ongeluk
C
vernielen
D
blikseminslag
Slide 5 - Quizvraag
4. Premie is...
A
De korting die ik ontvang bij een verzekering
B
De prijs die ik betaal voor een verzekering
Slide 6 - Quizvraag
5. Wat is de premie?
A
De verzekering zelf
B
De schade die wordt uitbetaald
C
Het bedrag dat je iedere maand betaalt aan je verzekering
D
De contributie voor een verzekeringsmaatschappij
Slide 7 - Quizvraag
6. De premie is .....
A
De prijs van de verzekering.
B
De poliskosten die erbij komen.
C
De eerste verzekering die je afsluit.
D
Degene die de verzekering afsluit.
Slide 8 - Quizvraag
7. De formule voor de verzekeringskosten is
A
Premie + Assurantiebelasting
B
Premie+ Poliskosten = X + Assurantiebelasting
C
Poliskosten - Belasting =.... + premie
D
Premie -poliskosten = Y +
Assurantiebelasting
Slide 9 - Quizvraag
8. De verzekeringskosten bestaan uit:
A
premie + poliskosten
B
premie + eigen risico + assurantiebelasting
C
premie + poliskosten +
eigen risico
D
premie + poliskosten + assurantiebelasting
Slide 10 - Quizvraag
9. De totale verzekeringskosten bestaan uit...
A
Premie + eigen risico
B
Poliskosten
C
Poliskosten + premie
D
Poliskosten + premie + assurantiebelasting
Slide 11 - Quizvraag
10. Thijmen heeft een verzekering afgesloten met een 'eigen risico'. Wat is een 'eigen risico'?
A
Dat je niet weet wanneer er iets gebeurd
B
Dat je een eigen risico neemt
C
Dat deel moet je zelf betalen bij schade
D
Een deel van de schade wordt niet vergoed door de verzekeraar
Slide 12 - Quizvraag
11. Eigen risico is:
A
Het bedrag dat je elke maand betaald.
B
De schadevergoeding die je krijgt.
C
Het bedrag dat je zelf moet betalen als je schade hebt.
Slide 13 - Quizvraag
12. Wat is verzekeringsfraude?
A
De uitzondering in de kleine lettertjes.
B
Bedrog en misleiding van de verzekeringsmaatschappij.
C
Een Polis met een fout erin.
D
Een verzekering zonder voorwaarden.
Slide 14 - Quizvraag
13. Je inboedel heeft een waarde van 9.800 euro. Wanneer ben je onderverzekerd?
timer
0:30
A
Bij een waarde boven de 9.800 euro.
B
Bij een waarde die gelijk staat aan 9.800 euro.
C
Bij een waarde onder de 9.800 euro.
D
Bij een waarde boven de 10.000 euro.
Slide 15 - Quizvraag
14. Mijn huis is uitgebrand ik heb een opstal verzekering van €200.000 maar de werkelijke waarde van mijn huis is €214.300. Het schade bedrag is €50.000 Ik ben onderverzekerd, hoeveel keert de verzekering uit?
A
€ 47.500
B
€ 48.982
C
€50.000
D
€ 46.664
Slide 16 - Quizvraag
15. De inboedel verzekering is geregeld voor € 60.000 en de premie is € 1,34 per € 1000 verzekerd bedrag. Hoeveel premie betaal ik ?
A
€ 1,34 plus polisblad en de assurantiebelasting
B
€ 1000
C
€ 60,--
D
€ 80,40
Slide 17 - Quizvraag
16. Wat is een cascoverzekering?
A
Voor schade die je met je scooter of auto aan een ander toebrengt.
B
Voor eigen schade aan de eigen auto of scooter en de schade van de ander.
C
De eigen schade wordt vergoed.
D
Wettelijke aansprakelijkheid
Slide 18 - Quizvraag
17. Op de bonus-malusladder kan het ook zijn dat je toeslag moet betalen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quizvraag
18. Wat betekent bonus-malus ?
A
korting als het goed gaat , minder korting als het slecht gaat
B
bruto premie - de korting
C
je krijgt extra geld
D
het gaat goed of het gaat slecht
Slide 20 - Quizvraag
19. Als je schade claimt, dan stijg je op de bonus-malusladder.
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quizvraag
20. Wat gebeurt er als je een schadevrije jaar hebt opgebouwd?