Aussprache - Zungenbrecher - Elfchen

ZUNGENBRECHER
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

ZUNGENBRECHER

Slide 1 - Tekstslide

Welche niederländischen Zungenbrecher kennt ihr?

Slide 2 - Open vraag

Hoe spreek je de Duitse letter z als in "zehn zahme Ziegen ziehen..." uit?
A
als 'ts', als in Duitser
B
als Nederlandse z, als in zomer
C
als Nederlandse s, als in soep
D
In het Duits wordt deze letter niet uitgesproken

Slide 3 - Quizvraag

Hoe spreek je de Duitse letters ch voor o en a , als in machen en noch uit?
A
Als ch in het Nederlands, 'zonder lucht'
B
Als de x in Xander.
C
Altijd anders als in het Nederlands, zachter, 'met lucht'
D
Voor de a als in het Nederlands, na de o 'met lucht'

Slide 4 - Quizvraag

Hoe spreek je de Duitse letters ch voor i en e , als in ich und echt uit?
A
Altijd anders als in het Nederlands, zachter, 'met lucht'
B
Altijd hetzelfde als in het Nederlands
C
Als de k in breken
D
Na de i, 'met lucht', zachter, na de e als in het Nederlands

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

Und jetzt du!  Nr. 1 und 4
1.        Zehn zahme Ziegen ziehen zehn Zentner Zement
                   zum Zahnarzt, zum Zementieren zerbrochener Zähne.

2.        Machen Drachen nachts echt  noch freche Sachen,
               oder lachen Drachen Mittwochs acht freche Lacher?

Slide 7 - Tekstslide

Zungenbrecher 
  1. Schatz, schau: Schönis schöne Schwester schwänzt schon wieder.
  2. Schneiders Schere schneidet scharf, scharf schneiedet Schneiders Schere.
  3. Selten ess' ich Essig: ess' ich Essig, ess' ich Essig mit Sallatz.
  4. Sommer, Sonne, Sonnenbrand, sang Susi sonnabends am Strand.

Slide 8 - Tekstslide

Zungenbrecher
* Acht alte Ameisen (mieren) aßen am Abend Ananas
* Der Zahnarzt zieht Zähne mit Zahnarztzange im Zahnarztzimmer.
* Gibst Du Opi Opium, bringt Opium Opi um.
* In einem Schokoladenladen laden Ladenmädchen Schokolade aus. Ladenmädchen laden in einem Schokoladenladen Schokolade aus.
*Wenn Fliegen hinter Fliegen fliegen, fliegen Fliegen Fliegen nach.
*Wer nichts weiß und weiß, dass er nichts weiß, weiß mehr als der, der nichts weiß und nicht weiß, dass er nichts weiß.

Slide 9 - Tekstslide

Zeit für was anderes!
Wir machen ein ''Elfchen'' über deine Stadt/Region von deinem Landeskundeprojekt

Slide 10 - Tekstslide

Een "Elfchen" maken 
- Een elf heeft elf woorden 

- Kies 1 woord, bijvoorbeeld een stad en schrijf dat op 

- Schrijf onder dat ene woord nu 2 woorden ter aanvulling van dat eerst woord, 

Slide 11 - Tekstslide

Een "Elfchen" maken 
- Nu volgen 3 woorden die met die stad te maken hebben. 
   Wat kun je nog meer over deze stad vertellen?

- Op de vierde regel komt een zin met 4 woorden

-  Op de laatste regel staat 1 sterk slotwoord, als uitsmijter, als verassing…

Slide 12 - Tekstslide

Beispiele:

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide