6.2 Biotoop

Hoofdstuk 6 | Je groene omgeving 
6.2: Biotoop
Toets: 
6.1 Organismen indelen (+ stencil ordening + 1.2 determineren)
6.2 Biotoop
6.3 Voedselketens
6.4 Een kringloop                                                          DIERENWERKSTUK
     
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6 | Je groene omgeving 
6.2: Biotoop
Toets: 
6.1 Organismen indelen (+ stencil ordening + 1.2 determineren)
6.2 Biotoop
6.3 Voedselketens
6.4 Een kringloop                                                          DIERENWERKSTUK
     

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formatieve toets volgende les
Terugblik Dierencirquit (6.1)
Huiswerk 6.1 gelukt?
6.2 Biotoop: Uitleg over factoren in een levensgemeenschap
Uitleg over habitat en biodiversiteit
5 oefeningen.
6.3 1e helft. (ivm Hemelvaart) en toets besprekenl
Zelfstandig werken: 6.2  maken 
of Dierenwerkstuk samen afmaken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen paragraaf 6.2
Je kent het verschil tussen een biotoop, de habitats en een levensgemeenschap in een gebied. 
Je kunt van factoren in een omgeving benoemen of het biotische- of 
abiotische factoren zijn.
Je kunt aangeven hoe het kan dat planten en dieren in een gebied met elkaar samenleven zonder dat ze elkaar in de weg zitten.
Je kunt aangeven hoe de mens invloed heeft op de natuur door natuurontwikkeling met als doel een grotere biodiversiteit

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.2 Biotoop voor de kikker

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BIOTOOP voor wie?
Ieder organisme leeft op die plek waar de 
omstandigheden om te overleven precies goed zijn. Zo’n omgeving met de juiste leefomstandigheden heet 
een biotoop voor dat organisme. 
voorbeeld: De biotoop voor een eekhoorn is het bos.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een biotoop?
- Een biotoop is een plek waar een organisme het beste kan overleven.

- Het heeft de juiste leefomstandigheden

- Waarom zijn de leefomstandigheden in het
bos beter voor een eekhoorn dan op een strand?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Factoren hebben invloed op de biotoop en op het organisme:
Abiotische factoren:
levenloze dingen
Biotische factoren:
levende/dode organismen

Alle levende organismen samen in een biotoop zijn de levensgemeenschap

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Habitat
Leefomgeving van een plant of dier in een biotoop.
Plaats waar het leven van een plant of dier zich afspeelt.
Hier zijn alle biotische en abiotische factoren zo dat hij er kan
                                                     overleven.





Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe leven veel organismen bij elkaar?

We hebben het gehad over de plek die een organisme in een biotoop heeft. De plek noemen we een habitat

Als er veel verschillende soorten in een biotoop zijn, en dus ook veel verschillende habitats, spreken we van een hoge biodiversiteit. Als er veel organismen zijn, maar weinig verschillende soorten, is er een lage biodiversiteit. Als er maatergelen worden genomen om de biodversiteit te vergroten noemen we dat natuurontwikkeling. Biologen streven naar een hoge biodiversiteit.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Concurrenten?......
Deze vogels eten allemaal insecten.
Toch kunnen ze samenleven, omdat ze die insecten op verschillende plekjes vinden...

Door verschillende habitats in een biotoop kunnen vele soorten naast elkaar leven...

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Biodiversiteit
Natuurontwikkeling: 
-Hiermee proberen we de 
biodiversiteit te vergroten. 
-door een monocultuur
tegen te gaan.
- En meer habitats te maken

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het biotoop van een konijn is ...
A
De dieren die konijnen eten.
B
Alle dieren in het voedselweb van bos.
C
De levensgemeenschap van een konijn.
D
Een grasland, heide met kruiden.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

plek waar een organisme leeft: de abiotische factoren zijn geschikt en er is genoeg voedsel te vinden.
Bij welke term hoort deze tekst?
A
Biotoop
B
Habitat
C
Milieu
D
Levensgemeenschap

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke biotoop verwacht je de meeste levensvormen?

A
Biotoop met 1 habitat
B
Biotoop met 3 habitats
C
Biotoop met 7 habitats
D
Biotoop met 14 habitats

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is biodiversiteit?
A
het aantal oorspronkelijke plantensoorten
B
het aantal oorspronkelijke diersoorten
C
de variatie aan soorten in de natuur
D
het verdwijnen van soorten in de natuur

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is natuurontwikkeling?
A
Maatregelen nemen om de biodiversiteit te verkleinen
B
Maatregelen nemen om een groter biotoop te maken
C
Maatregelen nemen om de biodiversiteit te vergroten
D
Maatregelen nemen om een kleiner biotoop te maken

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fotosynthese
Fotosynthese
Planten maken zelf voedsel door fotosynthese. 
Met de glucose (en mineralen uit de bodem) maken planten zelf andere stoffen waar ze uit bestaan zoals zetmeel, plantaardige eiwitten, vetten en vitaminen
Planten hoeven dus niet te eten. Ze produceren voedsel 
voor zichzelf en 
anderen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fotosynthese
Glucose = brandstof in elk organisme

Planten maken glucose bij fotosynthese.

Bladgroenkorrels gebruiken energie uit zonlicht om water en koolstofdioxide om te zetten in glucose en zuurstof.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 Soorten eters
Herbivoor                 Omnivoor                  Carnivoor

Slide 19 - Tekstslide

langer darmkanaal nodig om planten te verteren
herbivoor
omnivoor
carnivoor

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herbivoren, omnivoren en carnivoren

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat je eet ben je?
Mensen vallen onder het rijk van de dieren
In de biologie noemen we dieren die
Vlees eten = Carnivoor (carnivoren)
Planten eten = Herbivoor (herbivoren)
Alles eten = Omnivoor (omnivoren)
Dus wij mensen zijn Omnivoren en zie je aan de tanden en het darmstelsel (ook als je vegetariër bent).

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Fotosynthese
Wat is ==> NIET waar
R11
A
Dit vindt plaats bij sommige dieren en alle planten
B
Dit vindt plaats in groene planten
C
Dit vindt plaats in de bladgroenkorrels
D
Hierdoor maakt de plant zijn eigen voedsel

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een planteneter noemen we ook wel een ..
A
Omnivoor
B
Herbivoor
C
Carnivoor
D
Insectivoor

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit gebit is van een ?
A
Herbivoor
B
Carnivoor
C
Omnivoor
D
Ivoor

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit gebit is van een ...
A
Herbivoor
B
Carnivoor
C
Omnivoor
D
Kan van beide

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies