§2.6 Betoog 2F

§2.6 Betoog 2F
Welkom!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

§2.6 Betoog 2F
Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma 8 mei 2025
Huiswerk vorige les: examenopdracht pagina 111.

Thema §2.6 Betoog (pagina 112).

Leerdoel: Je kunt in een tekst het standpunt en minstens één argument aanwijzen, en je kunt zelf een standpunt met argument bedenken.

Huiswerk: opdracht 1  en  2  op pagina 113.





Slide 2 - Tekstslide

(3 min.)
Wat is een betoog?

Slide 3 - Woordweb

                                         Wat is een betoog?

  • In een betoog of discussie is er iemand die met gebruik van argumenten, iemand anders probeert te overtuigen van zijn standpunt.

  • Een standpunt is een mening die iemand heeft over iets.

  • Die mening onderbouw* je met argumenten
                        
                               *onderbouwen = versterken
 
 Een betoog kan een ingezonden brief zijn in een krant, een column

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld 
‘Een bibliotheek is belangrijk voor de buurt,


want niet iedereen kan zelf boeken of kranten kopen,
en daarnaast is het er rustig, waardoor mensen er goed kunnen studeren.

Slide 5 - Tekstslide

( 2 min.)
Je mening geven en onderbouwen met argumenten heeft een doel. Welk doel?

Slide 6 - Woordweb

Tekstdoel: overtuigen

De schrijver wil niet dat de lezer zomaar een mening vormt,
maar dat hij de mening van de schrijver overneemt.

De schrijver probeert dus de lezer te overtuigen en zoekt medestanders


Slide 7 - Tekstslide

Standpunten herken je vaak aan de volgende zinsdelen:

Slide 8 - Tekstslide

Bedenk een standpunt over het weer in Nederland.
(2 min.)

Slide 9 - Open vraag

Een standpunt onderbouw je met argumenten.

Argumenten herken je vaak aan de volgende signaalwoorden:


- want
- omdat
- daarom 

Slide 10 - Tekstslide

1. Wat vind je van het openbaar vervoer?

2. Geef voor jouw standpunt twee argumenten.
(3 min.) 

Slide 11 - Open vraag

Drogredenen
Verkeerde vergelijking: er worden twee dingen met elkaar vergeleken die niet vergelijkbaar zijn.
Voorbeeld: Op de havo is de stage kort, op het mbo dus ook.

Persoonlijke aanval: de persoon wordt aangevallen, niet zijn of haar standpunt.
Voorbeeld: Wat weet jij nou van gezond eten? Jij eet zelf elke dag patat.

Slide 12 - Tekstslide

Bedenk een drogreden.

(3 min. )

Slide 13 - Open vraag

Let op!
Wees kritisch als je een betoog leest en vraag jezelf altijd af of de feiten kloppen.

Soms probeert een schrijver je te overtuigen door alleen de positieve of juist alleen de negatieve kant van het onderwerp te laten zien.

Slide 14 - Tekstslide

In een betoog probeert de schrijver je te overtuigen van zijn gelijk
(1 min. )
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

We hebben het volgende standpunt:

            De selectie van stagebedrijven moet beter


Er volgen nu een paar argumenten.
Geef aan wat voor argument het is.

Slide 16 - Tekstslide

De selectie van bedrijven moet worden verbeterd, omdat opleidingen hebben aangegeven dat sommige bedrijven in het bestand geen geschikt werk aanbieden.
(1 min. )
A
objectief argument
B
subjectief argument
C
drogreden verkeerde vergelijking
D
drogreden persoonlijke aanval

Slide 17 - Quizvraag

De selectie van bedrijven moet beter,
omdat er nu heel veel stagebedrijven zijn die helemaal geen leuk werk hebben.
( 1 min. )
A
objectief argument
B
subjectief argument
C
drogreden verkeerde vergelijking
D
drogreden persoonlijke aanval

Slide 18 - Quizvraag

De selectie van bedrijven moet beter, want er zitten veel waardeloze werkgevers tussen die alleen stagiaires uitbuiten.
(1 min.)
A
objectief argument
B
subjectief argument
C
drogreden verkeerde vergelijking
D
drogreden persoonlijke aanval

Slide 19 - Quizvraag

Huiswerk
Wat ga je doen?
→ Maak opdracht 1 en 2 op pagina 113.

Hoe werk je?
→ Je werkt alleen en in stilte.

Ben je klaar?
→ Kijk alvast naar opdracht 3 en de examenopdracht op pagina 115.

Slide 20 - Tekstslide