In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Programma en doelen
Druk in relatie tot oppervlakte.
Huiswerk controle en nakijken
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Hoe bereken je de druk
A
oppervlakte x massa
B
oppervlakte x kracht
C
massa : oppervlakte
D
kracht : oppervlakte
Slide 9 - Quizvraag
Om in te ademen, maak je het volume van je longen groter. De druk van de lucht in je longen wordt dan iets groter/kleiner dan de atmosferische druk (druk van de lucht om je heen).
A
groter
B
kleiner
Slide 10 - Quizvraag
welke formule is niet correct?
A
F = p x A
B
A=F/p
C
p = F/A
D
F=p/A
Slide 11 - Quizvraag
De druk bereken je door kracht te delen door oppervlakte. De SI eenheid van druk is dus
A
Nm2
B
Nm−1
C
Nm−2
D
Ncm−2
Slide 12 - Quizvraag
Een druk van 230 N / m2 is even veel als een druk van ..
A
2,30 N / cm2
B
0,0230 N / cm2
C
23000 N / cm2
D
2300.000 N / cm2
Slide 13 - Quizvraag
Een druk van 10 Pa is even veel als een druk van ..
A
100 N/m2
B
10 N / m2
C
10000 N / m2
D
0,01 N/m2
Slide 14 - Quizvraag
Een druk van 10 N/cm2 is even veel als een druk van ..