4.2 Waarom doe je wat je doet?

INLEIDING
Kijk hieronder elk videofragment aandachtig voordat je de vragen die erbij hoort gaat beantwoorden!
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

INLEIDING
Kijk hieronder elk videofragment aandachtig voordat je de vragen die erbij hoort gaat beantwoorden!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Lees in je handboek eerst paragraaf 2 tot en met bron 1. Wat wordt bedoeld met de uitdrukking ‘dubbele moraal’? Is bij jou sprake van een dubbele moraal als het bijvoorbeeld over homoseksualiteit gaat? Zo ja, hoe komt dat denk je?

Slide 3 - Open vraag

De achterliggende oorzaak voor heteronormen moet je zoeken in ‘vastgeroeste’ opvattingen over mannelijkheid en vrouwelijkheid, betoogt Buijs.
Geef een voorbeeld van een ‘vastgeroeste’ opvatting over mannelijkheid.

Slide 4 - Open vraag

Het valt niet altijd mee om ‘anders’ te zijn dan de rest, of het nu gaat om je seksuele geaardheid, je geloof, of je vrijetijdsbesteding. Leg uit dat dit meer geldt voor je seksuele geaardheid of je geloof dan voor je vrijetijdsbesteding

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Video

In voorgaande filmpje kwam naar voren hoe jongeren vaak te kampen hebben met druk. Welke factoren werden er genoemd die daaraan bijdragen? Welke factor is het meest op jou van toepassing als het gaat om druk denk je?

Slide 7 - Open vraag

Let op!
Lees voordat je begint eerst pagina's 140 t/m 145 in je boek! Niet alles staat in de aantekeningen!

Slide 8 - Tekstslide

Waar komen verschillen in menselijk gedrag vandaan?

Hoe jij als mens denkt en doet, wordt voor een groot deel bepaald door de reactie van andere mensen. Verklaringen voor menselijk gedrag:

  • Nature/nurture-debat: in hoeverre is gedrag erfelijk en biologisch bepaald (nature) en in hoeverre aangeleerd (nurture). Beiden spelen een belangrijke rol (men denkt ca. 50%-50%, maar is moeilijk te bepalen)
  • Vaak bepaald de omgeving in hoeverre een bepaalde aanleg zich manifesteert.

Slide 9 - Tekstslide

Hoe werkt nurture (aangeleerd gedrag)?
  • Socialisatie: het proces
    waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van een
    samenleving of groep aanleert (meestal via imitatie en identificatie)
  • Deze vorming leidt tot internalisatie (automatisch gedrag, eigen gemaakt)
  • Sociale controle: anderen bepalen je gedrag door belonen en straffen
  • Acculturatie: aanleren van waarden en normen op latere leeftijd (nieuwe cult.)

Slide 10 - Tekstslide

Hoe leer je iets zonder dat je het door hebt?

Impliciete socialisatie: socialisatie op een verborgen manier. Bijvoorbeeld via:

  • traditionele rolpatronen
  • media
  • socialiserende instituties zoals ouders, school, vrienden etc.

Slide 11 - Tekstslide

4 Opvoedingsstijlen
  • Autoritaire opvoeding (strenge regels, harde hand)
  • Verwaarlozende opvoeding (aan lot overlaten om 'zelfstandig' te worden)
  • Permissieve opvoeding (overlegopvoeding met aandacht voor behoeften kind)
  • Autoritatieve opvoeding (kaders stellen en samen met kinderen zoeken naar regels)

Slide 12 - Tekstslide

Wat betekent enculturatie? Wat is het verschil met acculturatie?

Slide 13 - Open vraag

Welk van de volgende begrippen hoort niet in het rijtje thuis? Licht je keuze toe.
experimenteren – identificatie – acculturatie – sociale
controle

Slide 14 - Open vraag

Welk van de volgende begrippen hoort niet in het rijtje thuis? Licht je keuze toe.
nature – nurture – internalisatie – enculturatie

Slide 15 - Open vraag

Lees bron 7 op blz. 145 in je boek. Welke opvoedingsstijl wordt in de bron aan de kaak gesteld? Leg uit!

Slide 16 - Open vraag

Bekijk nog eens bron 7 op blz. 140. Citeer zowel een fragment waarin gewetensvorming wordt gezien als een kwestie van nurture en als een kwestie van nature.

Slide 17 - Open vraag

Acculturatie is een lastiger proces dan enculturatie. Wat is hiervan de oorzaak?
A
Enculturatie vindt plaats op jonge leeftijd. Acculturatie vindt plaats op oudere leeftijd.
B
Enculturatie vindt plaats door middel van imitatie, identificatie en experimenteren. Acculturatie vindt plaats door middel van sociale controle.
C
Enculturatie vindt plaats op het moment dat een mens nog een onbeschreven blad is. Acculturatie vindt plaats op een moment dat er al een referentiekader is ontwikkeld.
D
Enculturatie is een vorm van impliciete socialisatie. Acculturatie is een vorm van expliciete socialisatie.

Slide 18 - Quizvraag

Door veel pedagogen wordt de autoritatieve opvoedingsstijl als de best mogelijke opvoedingsstijl beschouwd. Wat is hiervoor een mogelijke reden?
A
De autoritatieve opvoedingstijl laat geen ruimte voor individualisering.
B
In de autoritatieve opvoedingstijl wordt veel gebruikgemaakt van belonen en straffen.
C
In de autoritatieve opvoedingstijl worden de regels tot op zekere hoogte in overleg vastgesteld en daardoor meer door de kinderen geaccepteerd.
D
De autoritatieve opvoedingstijl is gebaseerd op het gebruik van informele sancties.

Slide 19 - Quizvraag

Lees de bron hiernaast. Leg uit dat er bij influencers sprake kan zijn van zowel expliciete als impliciete socialisatie. Maak in je antwoord gebruik van een voorbeeld.

Slide 20 - Open vraag

Welke opvoedingsstijl wordt er bij jullie thuis gehanteerd denk je? Leg uit! Wat vind jij zelf de beste opvoedingsstijl?

Slide 21 - Open vraag

MINDMAP
Ga verder met het invullen van de begrippen uit paragraaf 2 in de mindmap bij OPDRACHTEN in TEAMS

Slide 22 - Tekstslide