pw h5 Biologie

 Biologie PW H5
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 49 min

Onderdelen in deze les

 Biologie PW H5

Slide 1 - Tekstslide

Basisstof 1  
Genotype en Fenotype

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

begrippen B1
  • genotype = informatie voor de erfelijke eigenschappen van een organisme
  •  dochtercel = cel die ontstaat uit een moedercel tijdens celdeling
  • DNA = stof die informatie bevat voor erfelijke eigenschappen
  • chromosomen = lange dunne draden in de celkern
  • gen = stukjes DNA die samen de informatie bevatten voor een erfelijke eigenschap
  • lichaamscellen = cellen waaruit je lichaam is opgebouwd
  • fenotype = eigenschappen van een organisme, waaronder het uiterlijk
  • celdeling = vorming van nieuwe cellen

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn lichaamscellen?
A
cellen onder je huid
B
De cellen waaruit je lichaam is opgebouwd
C
cellen waaruit je lever is opgebouwd
D
cellen in lichaam

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn chromosomen?
A
Stukjes DNA
B
Lange, dunne draden in een cel
C
Lange, dunne draden in een celkern
D
Bestaan uit eigenschappen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is genotype
A
vorming van nieuwe cellen
B
cel die ontstaat uit een moedercel tijdens celdeling
C
eigenschappen van een organisme, waaronder het uiterlijk
D
informatie voor de erfelijke eigenschappen van een organisme

Slide 8 - Quizvraag

Basisstof 2
Chromosomen en genen

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Begrippen B2
  • geslachtscellen = cellen waarbij de chromosomen enkelvoudig voorkomen
  • geslachtschromosomen = 23e chromosomenpaar dat het geslacht bepaalt
  • paren = twee chromosomen die bestaan uit dezelfde genen vormen een paar

Slide 12 - Tekstslide

wat zijn geslachtscellen?
A
cellen waarbij de chromosomen meervoudig voorkomen
B
23e chromosomenpaar dat het geslacht bepaalt
C
cellen waarbij de chromosomen enkelvoudig voorkomen
D
twee chromosomen die bestaan uit dezelfde genen vormen een paar

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn geslachtschromosomen?
A
twee chromosomen die bestaan uit dezelfde genen vormen een paar
B
twee chromosomen die bestaan uit dezelfde genen zijn een groep
C
cellen waarbij de chromosomen enkelvoudig voorkomen
D
23e chromosomenpaar dat het geslacht bepaalt

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn paren?
A
twee chromosomen die bestaan uit dezelfde genen vormen een paar
B
cellen waarbij de chromosomen meervoudig voorkomen
C
23e chromosomenpaar dat het geslacht bepaalt
D
cellen waarbij de chromosomen enkelvoudig voorkomen

Slide 15 - Quizvraag

Basisstof 3
Variatie in genotypen

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Begrippen B3
  • mutatie = plotselinge verandering van het genotype door een beschadiging in het chromosoom
  • kanker = cellen delen zich snel, zodat een tumor hard groeit
  • variatie in genotypen = een nakomeling heeft een ander genotype dan de ouders door geslachtelijke voortplanting
  • kwaadaardig = tumor die snel groeit en de bouw van weefsels verstoort
  • albino = mutant waarbij het lichaam niet in staat is pigment te vormen
  • uitzaaiing = cellen van de tumor komen in het bloed terecht en vormen in andere organen nieuwe tumoren
  • tumor = gezwel waarin cellen zich ongeremd delen
  • mutagene invloeden = stoffen en stralingen die mutaties kunnen veroorzaken

Slide 19 - Tekstslide

  • mutant = een organisme waarbij een mutatie zichtbaar is in het fenotype
  • meiose = celdeling waarbij de chromosomen verdeeld worden over de dochtercellen (geslachtscellen)

Slide 20 - Tekstslide

Wat is kwaadaardig?
A
tumor die niet snel groeit en de bouw van weefsels versterkt
B
stoffen en stralingen die mutaties kunnen veroorzaken
C
tumor die snel groeit en de bouw van weefsels verstoort
D
mutant waarbij het lichaam niet in staat is pigment te vormen

Slide 21 - Quizvraag

Wat is tumor
A
mutant waarbij het lichaam niet in staat is pigment te vormen
B
een nakomeling heeft een ander genotype dan de ouders door geslachtelijke voortplanting
C
een organisme waarbij een mutatie zichtbaar is in het fenotype
D
gezwel waarin cellen zich ongeremd delen

Slide 22 - Quizvraag

Wat is meiose
A
tumor die snel groeit en de bouw van weefsels verstoort
B
celdeling waarbij de chromosomen verdeeld worden over de dochtercellen (geslachtscellen)
C
cellen van de tumor komen in het bloed terecht en vormen in andere organen nieuwe tumoren
D
plotselinge verandering van het genotype door een beschadiging in het chromosoom

Slide 23 - Quizvraag

Basisstof 4
De evolutietheorie 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Begrippen B4
  • natuurlijke selectie = organismen die goed zijn aangepast aan hun milieu, hebben een grotere kans om in leven te blijven en nakomelingen te krijgen  
  • evolutietheorie = theorie die ervan uitgaat dat er steeds nieuwe genotypen ontstaan, er natuurlijke selectie plaatsvindt en er nieuwe soorten ontstaan
  • isolatie = verschillende vormen van een soort kunnen gescheiden raken van elkaar
  • evolutie = ontwikkeling van het leven op aarde
  • overlevingskans = kans dat een organisme in leven blijft

Slide 27 - Tekstslide

Wat is isolatie?
A
theorie die ervan uitgaat dat er steeds nieuwe genotypen ontstaan, er natuurlijke selectie plaatsvindt en er nieuwe soorten ontstaan
B
kans dat een organisme in leven blijft
C
verschillende vormen van een soort kunnen gescheiden raken van elkaar
D
ontwikkeling van het leven op aarde

Slide 28 - Quizvraag

Wat is natuurlijke selectie?
A
organismen die goed zijn aangepast aan hun milieu, hebben een grotere kans om in leven te blijven en nakomelingen te krijgen
B
ontwikkeling van het leven op aarde
C
verschillende vormen van een soort kunnen gescheiden raken van elkaar
D
theorie die ervan uitgaat dat er steeds nieuwe genotypen ontstaan, er natuurlijke selectie plaatsvindt en er nieuwe soorten ontstaan

Slide 29 - Quizvraag

Wat is evolutie?
A
theorie die ervan uitgaat dat er steeds nieuwe genotypen ontstaan, er natuurlijke selectie plaatsvindt en er nieuwe soorten ontstaan
B
ontwikkeling van het leven op aarde
C
organismen die goed zijn aangepast aan hun milieu, hebben een grotere kans om in leven te blijven en nakomelingen te krijgen
D
kans dat een organisme in leven blijft

Slide 30 - Quizvraag

Basisstof 5
Fossielen

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Begrippen B5
  • fossielen = versteende overblijfselen van organismen, of afdrukken van organismen in gesteenten
  • geologische tijdschaal = tijdschaal waarin de tijd sinds het ontstaan van de aarde is weergegeven
  • verwantschap = het hebben van een gemeenschappelijke voorouder 

Slide 34 - Tekstslide

Wat is fossielen
A
versteende overblijfselen van organismen, of afdrukken van organismen in gesteenten
B
tijdschaal waarin de tijd sinds het ontstaan van de aarde is weergegeven
C
het hebben van een gemeenschappelijke voorouder
D
kans dat een organisme in leven blijft

Slide 35 - Quizvraag

Wat is verwantschap
A
tijdschaal waarin de tijd sinds het ontstaan van de aarde is weergegeven
B
versteende overblijfselen van organismen, of afdrukken van organismen in gesteenten
C
het hebben van een gemeenschappelijke voorouder
D
kans dat een organisme in leven blijft

Slide 36 - Quizvraag

Wat is geologische tijdschaal
A
het hebben van een gemeenschappelijke voorouder
B
tijdschaal waarin de tijd sinds het ontstaan van de aarde is weergegeven
C
versteende overblijfselen van organismen, of afdrukken van organismen in gesteenten
D
kans dat een organisme in leven blijft

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Link