lezen §4.3 les 1a

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Tekstdoelen

Bij elke tekst die je leest, kun je je afvragen: wat wil de schrijver, wat is zijn doel? Dit doel noemen we het tekstdoel. 

Als je het tekstdoel hebt vastgesteld, weet je wat je kunt verwachten van een tekst.

Is het tekstdoel informeren, dan krijg je informatie over iets uit de werkelijkheid. Je leest de tekst om iets te weten te komen.

Is het tekstdoel amuseren, dan gaat de tekst vaak over verzonnen gebeurtenissen. Je leest de tekst om je te ontspannen.

Tekstdoelen

Soms heeft een schrijver méér doelen met zijn tekst. Eén doel is altijd het belangrijkst. Dat doel noteer je als in een opdracht of een toets gevraagd wordt wat het tekstdoel is.

Aan één soort informatieve tekst besteden we in deze paragraaf apart aandacht besteed, namelijk aan de instructie: een uitleg in stappen hoe je iets moet doen.

Wat is een voorbeeld van een informatieve tekst?

1. filmrecensie
2. stripverhaal
3. recept
4. affiche

Wat is een instructie?

Instructietekst

geen instructietekst

 recept

gebruiks-aanwijzing

advertentie

handleiding

interview

knutselopdracht

nieuwsbericht

sportverslag

De tekstdoelen informeren en amuseren...

snap ik goed

snap ik redelijk

snap ik een beetje

vind ik lastig

Tekstverbanden

Je weet al dat signaalwoorden een verband aangeven tussen woorden, zinnen of alinea’s. Bijvoorbeeld bij een opsomming of een tegenstelling.

In §2.3 en §3.3 heb je al 2 tekstverbanden 

en veel voorkomende signaalwoorden geleerd. 

Welke 2 tekstverbanden ken je al?

Opsomming en tegenstelling

Tekstverband 3: tijdsvolgorde

Toen ik op school kwam, bleek het eerste lesuur uit te vallen.

Toen is het signaalwoord van een .... tekstverband

1. Tegenstellend
2. Tijdsvolgorde
3. Opsommend

Ook het tweede lesuur had ik best kunnen missen.

Ook is een signaalwoord voor een ..... tekstverband

1. Opsommend
2. Tijdsvolgorde
3. Tegenstellend

Veel meiden willen naar het optreden van Pink, maar er zijn maar een beperkt aantal kaarten te koop.
Tekstverband =

1. tegenstellend
2. tijdsvolgorde
3. opsommend

 Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?

1. ze - aan
2. aan - met
3. toen - haal
4. eerst - toen

  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?

1. volgorde in tijd
2. opsomming
3. reden

opsommend

tegenstellend

tijdsvolgorde

 

   ook

daarna

maar

daarnaast

eerst

echter

Tekstverbanden en signaalwoorden...

snap ik nu goed

snap ik nu beter dan eerst

moet ik nog beter oefenen

blijf ik lastig vinden