injecteren les 1 7-4

Insuline
Wat is insuline?

Waarom eigenlijk via injectie en niet oraal?

Hoe werkt een insulinepen?
timer
3:00
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Insuline
Wat is insuline?

Waarom eigenlijk via injectie en niet oraal?

Hoe werkt een insulinepen?
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat is insuline?
*Insuline zorgt ervoor dat glucose opgenomen wordt in de lichaamscellen waar het als energiebron wordt gebruikt. 

*Normaal zorgt het lichaam er voor dat er precies genoeg insuline is om de glucose te verwerken. Zo blijft het bloedglucosegehalte altijd binnen bepaalde grenzen. 

Slide 2 - Tekstslide

Vervolg
*Insuline wordt aangemaakt in de alvleesklier, die net onder de maag ligt. 
*Gedurende de dag geeft de pancreas telkens een beetje insuline af. 
*Vlak na de maaltijden neemt de afgifte van insuline sterk toe om het glucoseaanbod te kunnen verwerken. 
*Bij een tekort aan insuline, of als de insuline onvoldoende effect heeft, blijft er te veel glucose in het bloed zitten. Daardoor kunnen er verschillende klachten optreden.

Slide 3 - Tekstslide

Kun je insuline slikken?

Slide 4 - Open vraag

Antwoord

*Insuline zul je moeten spuiten of in je bloedbaan moeten brengen met een pompje. 
*Maagzuur maakt het hormoon insuline onwerkzaam.

Slide 5 - Tekstslide

Zeer belangrijk! 
Uit je hoofd leren! 

Slide 6 - Tekstslide

Kortwerkende insuline

*Gewone zogenoemde ‘ regular’ insuline die je 15-30 min. voor de maaltijd injecteert.
*Piek 2-4 uur 
*Duur 6-8 uur


Slide 7 - Tekstslide

Voorbeelden

*Actrapid ®
*Humuline ®
*Insuman 

Slide 8 - Tekstslide

Lang werkende analoga

*Zeer langzaam opgenomen insuline die heel geleidelijk werkt voor ongeveer een dag
 *Piek geen
*Duur 18-24 uur

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeelden

*Lantus ®largine
*Abasaglar®-glargine
*Levemir®–detemir
*Toujeo®-glargine

Slide 10 - Tekstslide

Mix insulines

*Combinatie van insulinesoorten. Deze worden meestal 2x per dag geïnjecteerd voor het ontbijt en voor de avondmaaltijd.

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeelden
*Humuline mix®- humuline/humuline nph
*Novomix 30/50/70® – aspart/aspart protamine
*Humalog Mix 25® – lispro/lispro protamine
*Ryzodeg®- insuline deglude/insuline aspart

Slide 12 - Tekstslide

Waar kun je insuline
injecteren?

Slide 13 - Woordweb

Slide 14 - Tekstslide

Insuline moet altijd in de koelkast bewaard blijven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Insuline injecteren is een loodrechte techniek
A
onjuist
B
juist

Slide 16 - Quizvraag

Waarom spuit je eerst 2 IE insuline weg?
A
voor hygiëne
B
om te ontluchten en checken of de naald werkt
C
om de insuline te activeren
D
dat is niet nodig

Slide 17 - Quizvraag

Regels bij toedienen
  • Heeft dubbel controle plaatsgevonden (evt herberekening bij oplossing)?
  • Hoe staat de ZV tegenover het medicijn?
  • Wat weet de ZV over het medicijn? (1ste keer of al vaker, bijwerkingen)
  • Wat kan je nog uitleggen over de handeling?
  • Zijn er lich. bijzonderheden (mager, zwaar, littekens, blauwe plekken, ok's, verlammingen, huidafwijkingen, shunt)

Slide 18 - Tekstslide

materiaal
  • handhygiene, arm/handsieraden
  • recept duidelijk, nog iets berekenen?
  • ongestoord werken en controleur aanwezig
  • weet je voldoende over medicijn? voorzorgsmaatregelen?
  • Welke injectie techniek?
  • juiste materialen beschikbaar (verschil im/sc materiaal)?
  • wel/ niet ontluchten

Slide 19 - Tekstslide

Klaarmaken van medicatie voor injectie

Slide 20 - Tekstslide

Bij het klaarmaken van medicatie controleer je...

Slide 21 - Open vraag

Wat is belangrijk bij het klaarmaken van medicatie voor injectie?

Slide 22 - Woordweb

Klaarmaken medicatie 
  1. Controleer geneesmiddel
  2. Toedienetiket 
  3. Berekenen hoeveelheid medicijn
  4. Desinfecteren: handen, werkblad, hygiënemaatregelen
  5. Verzamel en klaarleggen benodigde materialen
  6. Klaarmaken van het geneesmiddel
  7. Paraferen van het toedienetiket
  8. Controleren & paraferen van het toedienetiket door tweede persoon.
  9. Identificeren van de patiënt en aansluiten van het medicijn

Slide 23 - Tekstslide

VILANS:

Toediening gereedmaken injectiespuit 

Slide 24 - Tekstslide

SC-injecteren?

Slide 25 - Woordweb

Waarom geven we medicatie buiten het maag-darmkanaal om ( in dit geval per injectie)?

Slide 26 - Open vraag

Wat zijn de 5 J's?

Slide 27 - Open vraag

Wat is SC injecteren
Door de injectie dringt de naald via de huid in daaronder liggend weefsel. Je brengt een naald in de huid met als doel medicatie toe te dienen.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Naaldencontainer

Slide 31 - Tekstslide

kathetertip

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Ampullen: glazen flesjes met breekstreep/punt
Miniplasco: plastic ampul
Flacon: glazen flesje met rubberen dop

Slide 34 - Tekstslide

Klaarmaken injectie
  • 5 keer juist regel (juiste medicijn, juiste ZV, juiste hoeveelheid, juiste toedieningsvorm, juiste moment)
  • nauwkeurig  hoeveelheid berekenen
  • werk zo steriel mogelijk
  • gebruik een optrek naald en injectie naald correct

Slide 35 - Tekstslide

Klaarmaken injectie 2
  • trek correcte hoeveelheid op
  • verpakking vloeistof pas na injectie in naaldencontainer
  • verwisselen optreknaald niet via naaldencontainer (contaminatie conus)
  • laat medicijn, berekening inj. spuit met medicijn controleren door collega

Slide 36 - Tekstslide

Met medicatie bij ZV
  • Controleer de identiteit van de ZV, leg uit wat je komt doen, leg uit wat doel injectie is, vraag toestemming
  • na plaatsbepaling -> controleren van de huid
  • werk zo schoon mogelijk (wel/niet desinfecteren huid)

Slide 37 - Tekstslide

Met medicatie bij ZV 2
  • waarschuw ZV als prik eraan komt (mits dit is gewenst)
  • steek niet tot aan plastic (ivm breken naald)
  • controleer raken bloedvaatje

Slide 38 - Tekstslide

Indicaties
Toedienen van medicijnen per injectie is geïndiceerd wanneer: 
  • bepaalde stoffen niet goed worden opgenomen via darmen of de huid 
  • de ZV niet in staat is medicijnen op een andere manier in te nemen (bewustzijnsdaling)
  • ZV een aandoening heeft waardoor het niet mogelijk is medicijnen in te nemen (slikproblemen) 
  • medicijnen snel moeten werken (allergische reactie)
  • er een constante spiegel in het bloed nodig is (pijnmedicatie/insuline)

Slide 39 - Tekstslide

Waarom SC injecteren
  • Langzame opname in het lichaam door haarvaatjes(resorptie)
  • Minder pijnlijk
  • Kleinere hoeveelheden
  • Wordt alleen gebruikt voor niet bijtende vloeistoffen.

Slide 40 - Tekstslide

Nadelen injecteren
  • de behandeling kost tijd
  • pijnlijk
  • ontstaan van irritatie of infectie
  • beschadiging van de bloedvaten + zenuwen
  • weefselbeschadiging als er steeds op dezelfde plek wordt geïnjecteerd

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

SC injecties
  • Bij SC injecties vindt inspuiting (injectie) plaats in het onderhuidse bindweefsel, de subcutis. De huid krijgt bloed vanuit de grote slagaders die onder het onderhuidse bindweefsel lopen. Van hieruit lopen takken naar het onderhuidse bindweefsel en de lederhuid. Daar vormen ze een fijn netwerk van haarvaten. Na injectie in het onderhuidse bindweefsel wordt de vloeistof geleidelijk opgenomen. De opnamesnelheid is afhankelijk van de plaats waar geïnjecteerd wordt.
  • Hoeveelheden -> max 2 ml

Slide 43 - Tekstslide

Geschikte injectie gebieden SC.
  • Buiten/bovenkant bovenbeen (handbreedte boven de knie vrij)
  • Gebied naast en onder de navel (2cm van navel af)
  • Billen,  bovenste buitenste
  • Boven buitenkant bovenarm

Slide 44 - Tekstslide

Waar mag niet SC geïnjecteerd worden?
A
rond de navel
B
tussen pols en elleboog
C
tussen heup en knie
D
op de bil

Slide 45 - Quizvraag

Hoeveel ml mag maximaal SC geïnjecteerd worden?
A
1 ml
B
2ml
C
3ml
D
4ml

Slide 46 - Quizvraag

Waarom moet je optreknaald met je handen verwijderen?
voorkomen prikaccident
contaminatie van de conus
om geen vloeistof kwijt te raken

Slide 47 - Sleepvraag

Slide 48 - Tekstslide