6.1: de jas, de broek, de schoenen

6.1: de jas, de broek, de schoenen

Aan het einde van de les ken je veel soorten kledingstukken. 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

6.1: de jas, de broek, de schoenen

Aan het einde van de les ken je veel soorten kledingstukken. 

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we doen?
Uitleg 6.1
Werken aan Taalcompleet 
Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Welke soorten kleding ken je?

Slide 3 - Woordweb

de tas
  • de tas - de tassen 
  • kan je dingen in doen
  • een tas kan je dragen
  • zin: Zij doet de boodschappen in de tas.

Slide 4 - Tekstslide

de mode 

  • wat mensen in deze tijd leuk vinden; wat modern is, bijvoorbeeld kleding.
  • zin : Lange rokken zijn in de mode.

Slide 5 - Tekstslide

de trui
  • de trui -  de truien
  • zin: Mijn moeder breit een trui voor mij.
  • zin: Haar trui is zacht en blauw. 

Slide 6 - Tekstslide

de blouse
De man draagt een blouse met strepen.
het hemd
Onder zijn trui draagt hij een hemd.

Slide 7 - Tekstslide

de beha
Meisjes dragen dit onder hun kleding.  

Zin: Ik ga naar de Hema om één beha te kopen. 

Slide 8 - Tekstslide

het ondergoed
Onder je kleren draag je ondergoed.
de onderbroek
Onder mijn spijkerbroek draag ik een katoenen onderbroek.

Slide 9 - Tekstslide

de sok / de sokken
Waar ga je sokken kopen?
een paar sokken
Ik draag een paar warme sokken.

Slide 10 - Tekstslide

de jas
  • kledingstuk voor buiten
  • over je kleding 
  • de jas - de jassen
  • zin: Ik heb een nieuwe jas aan.
  • zin: Mijn jas is kapot.

Slide 11 - Tekstslide

de schoen - de schoenen

Slide 12 - Tekstslide

de broek
  • kleding
  • voor je billen en benen 
  • de broek - de broeken
  • zin: Ik koop vandaag een nieuwe broek.
  • zin: Mijn broek is te groot.

Slide 13 - Tekstslide

het vest

Slide 14 - Tekstslide

Wat draagt Brinesh?
A
Broek en vest
B
Jurk en vest
C
Trui en jas
D
Shirt en rok

Slide 15 - Quizvraag

1 schoen,
10 .........

Slide 16 - Open vraag

Maak een zin.

Slide 17 - Open vraag