18.09.25 - Les 10 - Modalverben / Freizeit

Herzlich willkommen liebe Leute
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Herzlich willkommen liebe Leute

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Inhalt
  • Smalltalk Wochenende
  • Rückblick
  • Smalltalk Freizeit
  • Pause (10 Min.)
  • Übung: Beruflich reagieren
  • Grammatik (Modalverben)
  • 30 Seconds
  • Abschluß

Slide 3 - Tekstslide

Smalltalk: Wochenende

Slide 4 - Tekstslide

Rückblick
  • Warum sind Konjunktionen hilfreich? (Waarom zijn voegwoorden handig?)

Slide 5 - Tekstslide

Konjunktionen
Want .......... ?
Maar .......... ?
Of ........ ?
Omdat ......... ?
Toen ..... ?


Slide 6 - Tekstslide

weitere Konjunktionen
als
voordat
da
dat
ob
hoewel
seitdem/seit
terwijl
weil
als

Slide 7 - Tekstslide

_________ es morgen nicht regnet, gehe ich zu Fuß.
A
Wenn
B
Wann

Slide 8 - Quizvraag

___________ ich 16 wurde, war Trump noch Präsident.
A
Als
B
Damals

Slide 9 - Quizvraag

Ich bleibe zu Hause, _____ ich bin krank.
A
weil
B
denn

Slide 10 - Quizvraag

Smalltalk: Freizeit

Slide 11 - Tekstslide

Zeit für Kaffee (10 Min.)

Slide 12 - Tekstslide

Beruflich reagieren auf Deutsch

Slide 13 - Tekstslide

Oefening zakelijk in het Duits reageren
1. Levertijd
Klant: „Guten Tag, wir warten noch auf unsere Lieferung von letzter Woche. Können Sie mir sagen, wann sie ankommt?“


Taak cursist: Leverstatus checken, klant informeren.

Slide 14 - Tekstslide

Oefening zakelijk in het Duits reageren
2. Productspecificatie
Klant: „Wir möchten das Produkt XY bestellen, aber wir brauchen zuerst die genauen Maße. Können Sie uns diese schicken?“

Taak cursist: Specificaties toezeggen en kanaal afspreken.


Slide 15 - Tekstslide

Oefening zakelijk in het Duits reageren
3. Leveringsprobleem
Klant: „Wir haben nur 8 Stück erhalten, obwohl wir 10 bestellt haben.“

Taak cursist: Excuses, oplossing voorstellen.


Slide 16 - Tekstslide

Oefening zakelijk in het Duits reageren
4. Factuurcontrole
Klant: „Die Rechnung stimmt nicht, es wurden falsche Preise berechnet.“

Taak cursist: Begrip tonen, factuur corrigeren.


Slide 17 - Tekstslide

Oefening zakelijk in het Duits reageren
5. Vertraging door transport
Klant: „Unsere Bestellung ist noch nicht eingetroffen. Wir brauchen die Ware dringend.“

Taak cursist: Reden uitleggen, alternatief bieden.


Slide 18 - Tekstslide

Oefening zakelijk in het Duits reageren
6. Bestelling bevestigen
Klant: „Können Sie unsere Bestellung von gestern noch einmal bestätigen?“

Taak cursist: Bestelling herhalen en bevestigen.


Slide 19 - Tekstslide

Oefening zakelijk in het Duits reageren
7. Vervangend product aanbieden
Klant: „Das gewünschte Produkt ist nicht mehr lieferbar. Haben Sie eine Alternative?“

Taak cursist: Alternatief voorstellen.

Slide 20 - Tekstslide

Oefening zakelijk in het Duits reageren
8. Garantie / klacht
Klant: „Das gelieferte Produkt ist beschädigt angekommen. Was können Sie tun?“

Taak cursist: Excuses, procedure uitleggen.


Slide 21 - Tekstslide

Oefening zakelijk in het Duits reageren
9. Aanvraag levertijd grotere bestelling
Klant: „Wir möchten 200 Stück bestellen. Wie lange beträgt die Lieferzeit?“

Taak cursist: Levertijd checken, duidelijk communiceren.


Slide 22 - Tekstslide

Oefening zakelijk in het Duits reageren
10. Betalingsherinnering / factuurvraag
Klant: „Wir haben bereits gezahlt, aber Sie haben uns eine Mahnung geschickt.“

Taak cursist: Begrip tonen, betaling controleren.



Slide 23 - Tekstslide

Modalverben
Modalverben zijn werkwoorden die gebruikt worden om de houding van de spreker ten opzichte van een actie uit te drukken. Ze veranderen de betekenis van het hoofdwerkwoord in een zin. De meest voorkomende modalverben zijn:

1. **Können** - betekent 'kunnen' of 'in staat zijn om'. Het drukt de mogelijkheid of bekwaamheid uit.
   - *Ich kann Deutsch sprechen.* (Ik kan Duits spreken.)

2. **Müssen** - betekent 'moeten' of 'noodzakelijk zijn'. Het geeft een verplichting of noodzaak aan.
   - *Ich muss jetzt gehen.* (Ik moet nu gaan.)

3. **Dürfen** - betekent 'mogen' of 'toestemming hebben'. Het geeft toestemming of een mogelijkheid aan.
   - *Darf ich hier sitzen?* (Mag ik hier zitten?)






Slide 24 - Tekstslide

Modalverben
4. Sollen - betekent 'zouden moeten' of 'verwacht worden om'. Het wordt gebruikt om advies, orders of instructies te geven.
- Du sollst deine Hausaufgaben machen. (Je zou je huiswerk moeten maken.)

5. Wollen - betekent 'willen'. Het drukt een wens of intentie uit.
- Ich will ein Eis essen. (Ik wil een ijsje eten.)

6. Mögen - betekent 'leuk vinden' of 'houden van'. Het wordt gebruikt om voorkeur uit te drukken.
- Ich mag Schokolade. (Ik hou van chocolade.)

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Eine kurze Übung

Slide 27 - Tekstslide

Wimmelbilder beschreiben

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Hinweise
  • Kijk Duitse tv/films/series/shows/YouTube
  • Gebruik DuoLingo app
  • Spreek Duits als je in Duitsland bent
  • Wees niet bang om fouten te maken
  • Lees Duitse bladen/boeken/krant/internetpagina's
  • Oefen met collega's en vrienden
  • Stapsgewijs leren

Slide 30 - Tekstslide

Vielen Dank und bis nächste Woche!

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Link