hoofdletters AtZ 1.2

Hoofdletters en punten
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalISK

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdletters en punten

Slide 1 - Tekstslide

Wie gaat wat doen?
  • We maken allemaal 1.2 in het boek. Ivan maakt 2.10
  • Heb je het boek klaar? Dan maak je het online op kleurrijker.nl
  • Heb je online klaar? Dan klik je op de LessonUp link. Je gaat online oefenen. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat ga ik leren?
1. Ik leer wanneer ik een hoofdletter moet gebruiken. 

Log in op LessonUp!

Slide 3 - Tekstslide

Laten we de tekst hieronder eens lezen

hallo allemaal welkom bij het onderdeel spelling hoofdletters en leestekens je leert 
wanneer je een hoofdletter moet plaatsen en wanneer je leestekens moet gebruiken
zoals je ziet mist deze hele tekst hoofdletters en punten wat vind jij daarvan leest het
makkelijk of leest het juist moeilijk leestekens en hoofdletters gebruiken we om teksten
makkelijker te kunnen lezen dus hoe het hier staat is natuurlijk helemaal fout maar hoe 
moet het wel wanneer gebruik je een hoofdletter en een punt dat gaan we nu leren 


Wel blijven ademen tijdens het voorlezen! 

Slide 4 - Tekstslide

Dit leest veel makkelijker
Hallo allemaal welkom bij het onderdeel spelling, hoofdletters en leestekens. Je leert
wanneer je een hoofdletter moet plaatsen en wanneer je leestekens moet gebruiken.
Zoals je ziet mist deze hele tekst hoofdletters en punten. Wat vind jij daarvan? Leest het
makkelijk of leest het juist moeilijk? Leestekens en hoofdletters gebruiken we om teksten
makkelijker te kunnen lezen. Dus hoe het hier staat is natuurlijk helemaal fout. Maar hoe
moet het wel? Wanneer gebruik je een hoofdletter en een punt? Dat gaan we nu leren. 

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdletters
Waarom gebruiken we hoofdletters?

1. Hoofdletters maken een tekst  duidelijker en makkelijker te lezen. 

2. De lezer kan de tekst daardoor veel beter begrijpen. 

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer een hoofdletter?
- Eerste woord van een zin.
- Eerste letter van een naam.
- Steden, dorpen, landen, talen.
- Merken (Coca-Cola, Lays...).
- Feestdagen (Kerst, Sinterklaas...).
- Heilige personen en objecten (God, Allah, Bijbel, Koran, Katholiek). 

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdletter bij namen van personen
- Je schrijft een hoofdletter bij de voor- en achternaam: 
Lizzy Jansen 

- Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter: 
--> mevr. de Vries 
--> Bert van der Brink 
--> fam. Berkmans 

 

Slide 8 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
daar loopt meneer Jansen.
B
Daar loopt Meneer Jansen.
C
daar loopt meneer Jansen.
D
Daar loopt meneer Jansen.

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin is goed geschreven?
A
Ik drink een glas coca-cola
B
Ik drink een glas Coca-Cola.
C
ik drink een glas Coca-Cola.
D
Ik drink een glas Coca-Cola

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin is goed geschreven?
A
hallo, ik heet Muayad
B
hallo, ik heet darina.
C
Hallo, ik heet Sahra
D
Hallo, ik heet Makalay.

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Nederlands eten
B
nederlands Eten
C
Nederlands Eten
D
nederlands eten

Slide 12 - Quizvraag

Klaar met LessonUp!

Slide 13 - Tekstslide

Zelfstandig werken
  • Maak 1.2 zelfstandig.
  • Je mag muziek luisteren.
  • Je mag mevrouw vragen. 
  • Je mag samenwerken (niet voorzeggen!)
  •  Opdracht 3 mag je overslaan. 
  • Boek klaar? Dan op de laptop. 
timer
1:00

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link