2mh2 chap2 dans ma chambre (p3)

Français en classe
Het bijvoeglijk naamwoord (Lesson Up)
Le dictionaire visuel
Spreekdoel
Je kunt in het Frans 3 voorwerpen benoemen die zich in jouw slaapkamer bevinden.
Focusleren
timer
7:00
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Français en classe
Het bijvoeglijk naamwoord (Lesson Up)
Le dictionaire visuel
Spreekdoel
Je kunt in het Frans 3 voorwerpen benoemen die zich in jouw slaapkamer bevinden.
Focusleren
timer
7:00

Slide 1 - Tekstslide

Dans ma petite chambre il y a ......
Les rideaux gris
Une peluche bleue
Un lit gris
Un livre jaune
Une grande fenêtre
Un lit double

Slide 2 - Tekstslide

Français en classe
  • Tu as des frères et soeurs?
  • Comment il / elle s'appelle ?

  • Comment est ta chambre/ta maison/ton app./ta ferme ?
  • Qu'est-ce qu'il y a dans ta chambre ?
  • Tu es souvent dans ta chambre?

  • Qu'est-ce que tu portes ?

timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

un livre jaune
un lit double
une grande fenêtre
une peluche bleue
les rideaux gris
A
B
C
D
E

Slide 4 - Sleepvraag

M. EV
V. EV
M. MV
V. MV
bon
belle
belles
nouvelle
nouveaux
nouvelles
vieille
vieilles
1
2
3
4
5
6
7
8
bonne
bonnes
bons
nouveau
beau
beaux
vieux
vieux

Slide 5 - Sleepvraag

Kies de juiste vorm:
Il est (groot)
A
grande
B
grand
C
grandes
D
grands

Slide 6 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Les chats sont (rood)
A
rouge
B
rouges
C
rougee
D
rougees

Slide 7 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Marianne est (triste)
A
tristee
B
tristes
C
tristees
D
triste

Slide 8 - Quizvraag

Marianne porte une jupe ...
A
roug
B
rouge
C
rougs
D
rouges

Slide 9 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord:
Les (nieuwe) ______ voisines sont très sympas.
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles

Slide 10 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord:
Le jardin est très _______ (mooi)
A
belle
B
beaux
C
beau
D
belles

Slide 11 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord:
C'est une (goed) _______ idée
A
bon
B
bonne
C
bons
D
bonnes

Slide 12 - Quizvraag

Zet het bvn op de juiste plek.
C'est une _______ ville__________ (française)
A
Voor
B
Achter

Slide 13 - Quizvraag

Zet het bvn op de juiste plek.
Il a acheté un _______ pull__________ (nouveau)
A
Voor
B
Achter

Slide 14 - Quizvraag

Zet het bvn op de juiste plek.

Il a un _______ chien__________ (vieux)
A
Voor
B
Achter

Slide 15 - Quizvraag

Beantwoord de vraag:
- Qu'est-ce qu'il y a dans ta chambre? (2 dingen)

VB: Dans ma chambre il y a un lit gris et un tapis vert.

Slide 16 - Open vraag

Le dictionaire visuel
  • Teken 8 voorwerpen die zich in jouw slaapkamer bevinden
  • Gebruik 8 bijvoeglijk naamwoorden (groot, klein, geel, paars etc.)
  • Woordenboek/boek

Klaar? Naam + achternaam + klas

Quizlet


un tapis bleu
een blauw kleed

Slide 17 - Tekstslide