Aandachtspunten Spelling

Aandachtspunten per spellingsonderwerp

1) Werkwoordspelling 
2) Hoofdletters en leestekens
3) Verkleinwoorden
4) Meervouden op -en en -s
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Aandachtspunten per spellingsonderwerp

1) Werkwoordspelling 
2) Hoofdletters en leestekens
3) Verkleinwoorden
4) Meervouden op -en en -s

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtspunten werkwoordspelling

Slide 2 - Tekstslide

Voor wie nog uitleg nodig heeft.
Weet je genoeg? Lees de theorie en maak op blz. 110 opdracht 1 t/m 4.
1) Weet het verschil
Werkwoorden moet je voor deze toets in drie werkwoordsvormen kunnen schrijven:
  1. persoonsvorm tegenwoordige tijd - De kandidaat wint het spel 
  2. persoonsvorm verleden tijd - De daders bekenden de misdaad
  3. voltooid deelwoord - Het gebouw is gisteren ingestort


LET OP! Soms is het te spellen woord NIET een werkwoord, maar wel een bijvoeglijk naamwoord (het zegt iets over een zelfstandig naamwoord), dan schrijf je het woord zo kort mogelijk:

Wij verbrandden (persoonsvorm verleden tijd)  --> ik-vorm + -de + -n (onderwerp is meervoud)
De verbrande (bijvoeglijk naamwoord) lucifer --> spelling zo kort mogelijk

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Andere vorm --> andere regels

Zie schema op blz. 231 in je boek

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm (PV)
- De persoonsvorm (pv)is niet hetzelfde als het onderwerp (o)!
- De persoonsvorm is een werkwoord
- De PV is het werkwoord dat past bij het onderwerp in de zin. 
O enkelvoud --> pv enkelvoud: Aya kan een salto doen
O meervoud --> pv meervoud: De meiden kunnen een salto doen
- De persoonsvorm verandert als je de tijd van de zin verandert.
Wij hebben een dansje op TikTok gedaan
Wij hadden een dansje op TikTok gedaan.


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm. 

Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets al gebeurd is. 

Het voltooid deelwoord begint meestal met:  ge-, be-, her-, er-, ont- of ver-. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord

In een zin met een voltooid deelwoord staat altijd een vorm van de werkwoorden:
  1. hebben
  2. zijn 
  3. worden

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Niet met een hoofdletter...
Dagen van de week, maanden van het jaar en windrichtingen schrijf je NIET met een hoofdletter in het Nederlands
Dus:
In Zuid-Limburg (aardrijkskundige naam)
In het zuiden (windrichting) van Limburg 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Precieze woorden of omschrijving?
Verschil directe reden en indirecte reden
Vol enthousiasme riep de directrice dat ze trots was op ons.
Vol enthousiasme riep de directrice: "Ik ben trots op jullie!"

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtspunten verkleinwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verkleinwoorden met een apostrof
Woorden eindigend op een -y (zonder klinker ervoor) krijgen een apostrof
Baby --> Baby'tje
Jury --> Jury'tje; maar display --> displaytje

Afkortingen waarvan je de letters/cijfers los uitspreekt
A3 --> A3'tje, maar HEMA --> Hemaatje 


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klemtoon op -ie of niet?
Klemtoon op -ie --> +ën 
Klemtoon NIET op -ie --> +n

Industrie --> Industrieën
olie --> oliën


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtspunten meervouden

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klopt de uitspraak met de -s eraan vast?
Nee? Dan 's
Auto --> Autos --> Auto's
Paraplu --> Paraplu's 
Cadeau --> Cadeaus

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies