21/22 week 47-1 (fictie en gedicht)

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Boekenvlog
Deadline: vandaag 23:59

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdpersoon

Slide 3 - Woordweb

Round character ++
  • je weet veel over het personage: wat hij denkt en voelt
  • personage maakt ontwikkeling door (komt tot inzicht, bv)
  • hoofdpersoon is altijd round character

Flat character +
  • je weet weinig over het personage
  • personage ontwikkelt zich niet

Slide 4 - Tekstslide

Medespelers / figuranten
Bijfiguren kun je onderverdelen in medespelers en figuranten

Medespelers
Spelen een rol in het verhaal, maar minder groot dan die van de hoofdpersoon.

Figuranten --> NIET LEREN VOOR DE TOETS
Figuranten komen enkel voorbij, worden enkel genoemd in het verhaal, maar spelen geen rol in het verhaal.

Slide 5 - Tekstslide

Als je denkt aan het boek voor de boekenvlog. Kan je een onderscheid maken tussen round/flat characters?

Slide 6 - Open vraag

Vooropplaatsing
Bij een vooropplaatsing wordt een woord of woordgroep vóór in de zin geplaatst waardoor er de nadruk op valt.
Het vooropgeplaatste zinsdeel duld je later weer aan met een verwijswoord.

Zo'n jurk, die ga ik echt niet aantrekken!

Slide 7 - Tekstslide

Opsomming (enumeratie)
In een opsomming wordt een aantal feiten, meningen, namen en argumenten achter elkaar geplaatst,

Je bent een akelig, miezerig, vervelend en lelijk ventje.

Slide 8 - Tekstslide

Climax

Een climax is een opsomming die naar een hoogtepunt voert.

Voorbeeld:

Hij werd kwaad, woedend, nee, witheet toen hij dat zag.

Slide 9 - Tekstslide

Anticlimax

Bij een anticlimax neemt de kracht of de spanning juist af.


Het is schitterend, prachtig, mooi, eigenlijk best aardig.


Het begrip 'anticlimax' wordt ook wel gebruikt als het einde van een verhaal, roman of film nogal teleurstellend is.





Slide 10 - Tekstslide

Gelijk zinsverloop (parallellisme)

Slide 11 - Tekstslide

Climax of anticlimax
Fluisteren, praten, schreeuwen
A
Climax
B
Anticlimax

Slide 12 - Quizvraag

Climax of anticlimax
In het begin brulde hij het uit, maar na vijf minuten huilde alleen nog maar hij om vervolgens na een kwartiertje zo af en toe nog wat na te snikken.
A
Climax
B
Anticlimax

Slide 13 - Quizvraag

Climax of anticlimax
De klok telde af... drie... twee... een... Er gebeurde niets.
A
Climax
B
Anticlimax

Slide 14 - Quizvraag

Van welk stijlfiguur is sprake?

Die roze frambozen zien er lekker uit.
A
tautologie
B
pleonasme
C
opsomming
D
vooropplaatsing

Slide 15 - Quizvraag

Van welk stijlfiguur is sprake?

Mijn broer en zus maakten de laatste tijd voortdurend ruzie, maar nu is het gelukkig weer pais en vree.
A
tautologie
B
pleonasme
C
opsomming
D
vooropplaatsing

Slide 16 - Quizvraag

Volgende week, dan ga ik echt beginnen met afvallen.
A
tegenstelling
B
overdrijving
C
vooropplaatsing
D
pleonasme

Slide 17 - Quizvraag

Aan de slag
Fictie en gedicht H3
Pagina 8
Opdracht 6
timer
12:00

Slide 18 - Tekstslide