H4 4.3 Schakelingen K2 les 3

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.3 Schakelingen
Welkom Kader-2
Maak de opdrachten 9 EN 10 van 4.2                   START IN:
Je hebt straks je laptop nodig



Neem plaats en leg je spullen alvast klaar.



timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We gaan starten!
                                                                                               Wachttijd:
stopwatch
00:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesprogramma
  1. Terugblik
  2. Leerdoelen
  3. Instructie (uitleg)
  4. Zelfstandig werken
  5. Afsluiting 
  6. Huiswerk

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerkcontrole!
Welke opdrachten vonden jullie moeilijk

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 4: Elektriciteit
Introductie
§ 4.1 Een stroomkring maken
§ 4.2 Spanningsbronnen

§ 4.3 Schakelingen
§ 4.4 Vermogen en energie

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik
  1. Je kunt beschrijven hoe je spanning meet. R
  2. Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen spanning en stroomsterkte. R
  3. Je kunt een aantal spanningsbronnen noemen. R
  4. Je kunt de spanning berekenen als je batterijen in serie schakelt. T1
  5. Je kunt uitleggen wat er gebeurt als je een elektrisch apparaat niet op de juiste spanning aansluit. T1

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarmee meet je de stroomsterkte?
A
Voltmeter
B
Spanningsmeter
C
Ampère meter
D
Stroommeter

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als de stroomkring niet gesloten is, loopt er een elektrische stroom.
A
juist
B
onjuis

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De spanning meet je in ampère.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als in een serieschakeling een lamp kapot gaat, gaat de andere lamp ook uit
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is spanning?

Slide 12 - Woordweb

2. Voorkennis activeren
De docent activeert relevante voorkennis aan de hand van een terugblik-opdracht, waarbij eventueel een beroep op de thuistalen wordt gedaan. Op deze manier biedt de docent een kapstok om nieuwe stof te verbinden aan de eerder geleerde stof en richting te geven aan het verdere verloop van de les. Tegelijkertijd worden hiermee misconcepties van leerlingen zichtbaar gemaakt, waar de docent vervolgens gericht op in kan spelen. 
Om de spanning te kunnen meten heb je een spanningsmeter nodig.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 4.3 Schakelingen
  1. Je kunt twaalf symbolen voor onderdelen in schakelschema’s herkennen en tekenen. R
  2. Je kunt het verschil uitleggen tussen een parallelschakeling en een serieschakeling. R
  3. Je kunt het schakelschema tekenen van eenvoudige serie- en parallelschakelingen. T1
  4. Je kunt uitleggen waarom elektrische apparaten bijna altijd parallel geschakeld worden. T1
  5. Je kunt de grootte van de stroomsterkte beredeneren in een schakeling. T2

Slide 14 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   
Sleutelwoorden
  • Schakeling: 
  • Schakelschema: 
  • Serieschakeling:
  • Parallelschakeling:
  • Totale stroomsterkte:


Schrijf over

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Schakelingen
Je kunt lampen, schakelaars, snoeren en spanningsbronnen op verschillende manieren met elkaar verbinden. 
Anders gezegd: je kunt ze op verschillende manieren schakelen. 
Als je tekent hoe de draden lopen, kun je snel zien of er een of meer stroomkringen aanwezig zijn.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schakelschema's
De symbolen zijn bedoeld om overzichtelijke
tekeningen van schakelschema's te maken. 
Schakelschema’s zijn onmisbaar bij proeven met 
elektriciteit. Het schema vertelt je welke onderdelen 
je nodig hebt en hoe je die met elkaar verbindt. 
Bij veel proeven is een schakelschema gegeven. 
Soms moet je zelf een schakelschema tekenen. 
Nadat je alle onderdelen hebt verzameld, 
bouw je de schakeling aan de hand van het schema.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schakelingen tekenen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Serieschakelingen
.

  • Serieschakeling heeft geen  vertakkingen. 
  • Er is dus maar één stroomkring. 
  • De stroom gaat door alle onderdelen van   de schakeling. 
  • Als één lampje in een serieschakeling   doorbrandt, is de stroomkring verbroken.   Dan gaan alle lampjes uit. 
  • Het is daarom niet handig om lampen in   serie te schakelen.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Open stroomkring
.

  •  Als je de schakelaar op UIT zet, onderbreek je de stroomkring en gaat de lamp uit.

  • In een open stroomkring staat de schakelaar open en is de lamp uit (afbeelding 3).

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gesloten stroomkring
.

  • Als je de schakelaar op AAN zet, sluit je de stroomkring en gaat de lamp weer aan.

  • In een gesloten stroomkring staat de schakelaar dicht en is de lamp aan (afbeelding 4)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stroomsterkte in een serieschakeling
  • Een stroommeter moet je altijd in serieschakelen. 
  • Let op hoe je de draden op de meter moet aansluiten. 
  • De stroommeter meet de stroomsterkte 
  • door de lamp.
  • De stroomsterkte in een serieschakeling is overal even groot.
  • Het maakt niet uit waar je de stroomsterkte meet.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ampèremeter

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Parallelschakelingen
Een parallelschakeling heeft vertakkingen.
De stroom kan dus meer dan één route ‘kiezen’.
Elke vertakking is, samen met de batterij, een aparte stroomkring. Op de plaats waar een parallelschakeling zich vertakt, splitst de stroom zich. Door elke tak loopt een stroom met een bepaalde sterkte.
In een parallelschakeling kun je elk lampje apart aan en uit doen. 
Als je de totale stroomsterkte door de schakeling wilt weten, moet je de stroomsterktes in alle takken bij elkaar optellen.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Stroomsterkte
Grootheid = Stroomsterkte [I]

Eenheid = Ampere [A] 
Hoeveel is 36 mA
I = 0,036 A

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit deze les:
Schrijf over
  • Schakeling: Verbinding van meerdere elektrische onderdelen. 
  • Schakelschema: Schematische weergave van een schakeling
  • Serieschakeling: Elektrische schakeling die bestaat uit één stroomkring zonder vertakkingen.
  • Parallelschakeling: Elektrische schakeling met meerdere stroomkringen.
  • Totale stroomsterkte: 
  1. Serie: is de stroomsterkte overal gelijk
  2. Parallelschakeling: wordt de stroomsterkte verdeelt over het aantal vertakkingen.


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Maak de opdrachten van 4.3 Schakelingen
4 t/m 12


rood = Iedereen is stil


oranje = Iedereen is stil, docent beantwoord wel vragen

groen = Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
timer
5:00

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 4.3 Schakelingen
Behaald?
  • Je kunt twaalf symbolen voor onderdelen in schakelschema’s herkennen en tekenen. R
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen een parallelschakeling en een serieschakeling. R
  • Je kunt het schakelschema tekenen van eenvoudige serie- en parallelschakelingen. T1
  • Je kunt uitleggen waarom elektrische apparaten bijna altijd parallel geschakeld worden. T1
  • Je kunt de grootte van de stroomsterkte beredeneren in een schakeling. T2

Slide 30 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   
Leerdoelen behaald?
  1. Je kunt twaalf symbolen voor onderdelen in schakelschema’s herkennen en tekenen. R
  2. Je kunt het verschil uitleggen tussen een parallelschakeling en een serieschakeling. R
  3. Je kunt het schakelschema tekenen van eenvoudige serie- en parallelschakelingen. T1
  4. Je kunt uitleggen waarom elektrische apparaten bijna altijd parallel geschakeld worden. T1
  5. Je kunt de grootte van de stroomsterkte beredeneren in een schakeling. T2

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke waarde
geeft deze
voltmeter aan?
A
24 Volt
B
12 Volt
C
2,4 Volt
D
0 Volt

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welk component is dit?
A
schakelaar
B
batterij
C
lamp
D
stroommeter

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welk component is dit?
A
draad
B
lamp
C
batterij
D
schakelaar

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk lampje gaat er branden wanneer je de schakelaar sluit?
A
1
B
2
C
1 en 2
D
geen van beide

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar wil je de volgende les nog uitleg over?

Slide 36 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk NOVA
Wat? Maak de opdrachten van 4.3 Schakelingen
4 t/m 12
 

Waar? In Je NOVA boek! 

Vanaf blz 159


Klaar? Test Jezelf!

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


De les was leuk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik snap de leerdoelen:
Je kunt uitleggen wat de dichtheid van een stof is.
Je kunt uitleggen dat dichtheid een stofeigenschap is.
Je kunt de dichtheid van een stof berekenen als de massa en het volume gegeven zijn.
Je kunt aan de hand van de dichtheid van stoffen uitleggen of een stof zinkt, zweeft of drijft
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje....

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies