le 8 avril h4

Programme 8 avril
  • Corriger les devoirs jusqu'à l'exercice 22
  • Réviser voca/grammaire/langue-0-thèque B
  • Contrôle livre d'exercice + cahier (tâche)
  • Lire texte 4 + faire exercice 23-24-25
  • Uitleg grammaire C + faire exercice 27-28
  • Devoirs pour mercredi: 
    appr voca C + gramm C
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programme 8 avril
  • Corriger les devoirs jusqu'à l'exercice 22
  • Réviser voca/grammaire/langue-0-thèque B
  • Contrôle livre d'exercice + cahier (tâche)
  • Lire texte 4 + faire exercice 23-24-25
  • Uitleg grammaire C + faire exercice 27-28
  • Devoirs pour mercredi: 
    appr voca C + gramm C

Slide 1 - Tekstslide

Parler à deux de l'amitié
Parler à deux des questions suivantes:
-Comment as-tu rencontré ton meilleur ami?/ta meilleure amie?-Depuis combien de temps le/la connais tu?
-Il/elle est comment, ton ami(e)?
-Qu'est-ce que tu aimes le plus en lui/elle?
-Quelle est la chose la plus importante dans l'amitié pour toi?
(vous changez plusieurs fois de partenaire: on va bouger!

Slide 2 - Tekstslide

Lundi cours 1
  • Petit test de lesson up grammaire B en classe
  • Zelfstandig WB t/m opdr. 22 nakijken en kijken of je het leerwerk van B kent (gramm, voca  en langue-o-thèque)
  • Ondertussen komt iedereen langs met werkboek en schrift voor controle (gesprekje in het Frans, tâche, werkboek enz)
  • Daarna:
  1. Lees tekst 4
  2. Maak: ex. 23-24-25

Slide 3 - Tekstslide

Lundi cours 2
  • Uitleg: grammaire C
  • Faire:  exercice 27 + 28
  • Apprendre vocabulaire/gramm C

Slide 4 - Tekstslide

Devoirs pour mercredi
  • apprendre vocabulaire C chapitre 5
  • apprendre grammaire C 
    (réviser B)
  • exercices 23-28 af! 

Slide 5 - Tekstslide

Mercredi
  • Texte 4: questions ex 23-25? Traduire?
  • Vocabulaire C + prononciation?
  • Grammaire C: questions? Petit test.
  • exercices 23-28 corriger/poser des questions
  • exercice 31 écouter
  • faire 29-33 (= huiswerk maandag)
  • appendre voca B + C (+ herhalen 1-4)

Slide 6 - Tekstslide

Grammaire être, avoir, pouvoir
Zorg dat je de werkwoorden kunt vertalen in alle tijden:
présent = tt, ik ben = je suis
imparfait=  ovt, ik was = j'étais
passé composé = vtt, ik ben geweest = j'ai été
futur simple = toekomende tijd, ik zal zijn = je serai
conditionnel = ik zou zijn = je serais

Slide 7 - Tekstslide

Werkwoorden vertalen...
1 Wij kunnen
2 Hij was
3 Hij heeft gekund
4 ik zou hebben
5 Zij is geweest
6  Jij zult kunnen
1 Herken de tijd!
(présent, imparfait, passé composé, futur, conditionnel)
2 Vertaal de werkwoordsvorm! (zorg dat je de vertaling kent)

Slide 8 - Tekstslide

Dus...
1 Wij kunnen
2 Hij was
3 Hij heeft gekund
4 ik zou hebben
5 Zij is geweest
6  Jij zult kunnen
1 nous pouvons/on peut
2 Il était
3 Il a pu
4 j'aurais
5 elle a été
6 tu pourras

Slide 9 - Tekstslide

Grammaire regelmatige ww
Zorg dat je de drie regelmatige werkwoorden kunt vervoegen maar ook dat je de werkwoorden kunt vertalen !

Tip: in opdracht 32 kom je veel werkwoorden tegen (herhalen!) en oefen nog eens online.
Attention: commencer + espérer (aant./réference)

Slide 10 - Tekstslide

Net als bij de onregelmatige ww
1 Zij zingen
2 Hij hoopt
3 Wij hebben gewacht
4 Jij antwoordt
5 Ik heb gedroomd
6  Zij hebben deelgenomen
1 Herken de tijd!
(présent, passé composé)
2 Vertaal de werkwoordsvorm! (zorg dat je de vertaling kent)

Slide 11 - Tekstslide

Net als bij de onregelmatige ww
1 Zij zingen
2 Hij hoopt
3 Wij hebben gewacht
4 Jij antwoordt
5 Ik heb gedroomd
6  Zij hebben deelgenomen
1 ils/elles chantent
2 il espère
3 nous avons attendu
4 tu réponds
5 j'ai rêvé
6 ils ont participé

Slide 12 - Tekstslide

Het lidwoord
Bepaald: le, la, l', les 
Onbepaald: un, une, des
én....
article partitif: du, de la, de l', des

Slide 13 - Tekstslide

Het lidwoord
Attention:
gebruik het 'article partitif' bij onbepaalde hoeveelheid/als er in het Nederlands niets voor staat.
Behalve...

Slide 14 - Tekstslide

Het lidwoord
Behalve...
Aimer, détester, préférer, adorer: altijd met bepaald lidwoord, dus met le, la , l', les!
Ook na een ontkenning!!!
Je n'aime pas les escargots.

Slide 15 - Tekstslide

Het lidwoord
Normaal na een ontkenning en na woordje van hoeveelheid:
de/d' !
Hij heeft geen geld/Ik heb geen zus
Il n'a pas d'argent/ Je n'ai pas de soeur.

Slide 16 - Tekstslide



1 Ik wil frietjes.
2 Hij houdt niet van appeltaart.
3 ik drink jus d'orange.
4 Zij nemen geen nagerecht.
5 Jullie eten een beetje groente.
6 Wij hebben geen vlees.


Vous pouvez traduire maintenant?

Ecrivez la traduction francaise dans votre cahier!

Slide 17 - Tekstslide


1 Ik wil frietjes.
2 Hij houdt niet van appeltaart.
3 ik drink jus d'orange.
4 Zij nemen geen nagerecht.
5 Jullie eten een beetje groente.
6 Wij hebben geen vlees.
1 Je veux des frites.
2 Il n'aime pas la tarte aux pommes.
3 Je bois du jus d'orange.
4 Ils ne prennent pas de dessert.
5 Vous mangez un peu de légumes.
6 Nous n'avons pas de viande.

Slide 18 - Tekstslide