Klas 3 Herhaling H5

Klas 3 Herhaling H5
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Klas 3 Herhaling H5

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

CAO

  • Collectieve Arbeidsovereenkomst
  • Een overeenkomst tussen werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties over arbeidsvoorwaarden. 
  • Alle bedrijven die onder een CAO vallen, moeten zich houden aan de regels van de CAO
  • Werkgevers zijn vertegenwoordigd door werkgeversorganisaties
  • Werknemers zijn vertegenwoordigd door vakbonden

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een CAO?
A
werknemer
B
vacature
C
arbeidsovereenkomst
D
collectieve arbeidsovereenkomst

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een CAO?
A
Afspraken over rechten & plichten van werkgevers die gemaakt zijn door vakbonden in een bepaalde bedrijfstak
B
Afspraken over rechten & plichten gemaakt door werkgevers, vakbonden en hun leden, voor werknemers in een bepaalde bedrijfstak
C
Alles op het gebied van plichten voor werknemers in een bepaalde bedrijfstak.
D
Alles op het gebied van rechten en plichten voor werkgevers in een bepaalde bedrijfstak

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bruto / Netto loon
Brutoloon = afgesproken loon tussen werkgever en werknemer
Nettoloon = Loon na aftrek van belastingen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bruto netto loon
Brutoloon                                                                                                       €500
-Loonbelasting                                                                                            -€40
-Sociale premies                                                                                          -€5
Nettoloon                                                                                                              ?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meneer Boet heeft een bruto loon afgesproken met zijn werkgever van €4200. Aan loonheffing en sociale moet meneer Boet € 1500 euro afdragen. Hoeveel is zijn Netto Loon.
A
€4200
B
€ 1500
C
€ 2700
D
€ 1700

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie krijgt het verschil tussen bruto en netto loon
A
jijzelf
B
je werkgever
C
de overheid

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Minimumloon
In Nederland is een minimumloon van toepassing om uitbuiting te voorkomen.

De hoogte van het minimumloon is afhankelijk van je leeftijd. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Minimumloon
1 uur middagpauze
Salaris
Telefoon van de zaak
Vast contract
Vakantiedagen
Hier heb ik recht op (primair)
Hier heb ik geen recht op (secundair)

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kijk in de tabel: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/minimumloon/bedragen-minimumloon/bedragen-minimumloon-2023

Wat is het minimumloon voor een 15-jarige per dag?
A
€ 27,62
B
€ 3,84
C
€ 138,10
D
€ 598,50

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Productiesectoren   

Slide 12 - Tekstslide

De ondernemingen waarbij je kunt werken, zijn verdeeld in vier productiesectoren.

De primaire sector: hier horen bedrijven bij die grondstoffen maken zoals boeren, vissers, de houtkap en mijnbedrijven.

De secundaire sector: hier horen bedrijven bij die de grondstoffen van de primaire sector nemen en verwerken tot iets anders. Fabrieken, bouwbedrijven, pottenbakkers en soortgelijke bedrijven.

De tertiaire sector: hierin vind je alle bedrijven die een dienst leveren (en dus niet een goed maken!) en deze met winst proberen te verkopen. Alle winkels horen hierbij, maar ook de bank, de NS, de kapper en klusbedrijven,

De quartaire sector: hier vallen alle bedrijven onder die een dienst leveren en deze niet met winst proberen te verkopen. De diensten die in de quartaire sector worden geleverd zijn grotendeels openbaar. Hieronder vallen de politie, brandweer en het onderwijs.
Productiesectoren

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke productiesector horen deze bedrijven? 






Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector
Quartaire sector
Metaalbewerkingsbedrijf
Kledingzaak
Mosselvisser
School voor voortgezet onderwijs

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Eenmanszaak
Eenmanszaak: 
  • één persoon is de eigenaar
  • kan wel personeel in dienst hebben
  • de eigenaar van de eenmanszaak in privé aansprakelijk voor de schulden van de eenmanszaak

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ZZP'er
  • zelfstandige zonder personeel (ZZP'er)
  • loondienst
  • eigenonderneming 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een VOF
  • VOF staat voor Vennootschap Onder Firma
  • Twee of meer mensen eigenaar
  • Ook hoofdelijk aansprakelijk
  • Inkomstenbelasting

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BV & NV 
Aandelen van een NV kan iedereen kopen, van een BV niet. 

Bij een BV is een van de aandeelhouders vaak directeur

Als een BV of NV failliet gaat lopen de eigenaren geen risico met privé vermogen.                  

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BV & NV

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag naar arbeid
Vraag naar arbeid is gelijk aan de werkgelegenheid

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanbod van arbeid
Iedereen die op zoek is naar werk, biedt zichzelf aan.
Dit is het aanbod van arbeid.

Als er meer aanbod van arbeid is dan vraag, dan is er sprake van werkeloosheid.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag naar arbeid (ers)

Aanbod van arbeid (ers)
Ezelsbruggetje: ers

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkgelegenheid = vraag naar arbeid
vraag naar arbeid bestaat uit:
* vacatures
* werkgelegenheid

vraag naar arbeid wordt uitgeoefend door:
* bedrijven
* overheid

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag naar arbeid
Vraag naar arbeid: Werkenden en vacatures





Werkgelegenheid: Werkende zelfstandigen en werknemers

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is aanbod van arbeid?
A
Alle vraag en aanbod van arbeid.
B
Alle mensen met werk en die werk zoeken.
C
Mensen van 15 jaar tot pensioen die werken.
D
Alle vacatures bij werkgevers.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is de vraag van arbeid?
A
arbeidskrachten
B
werkgevers
C
vacatures
D
bedrijven

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Soorten werkloosheid
- Conjuncturele werkloosheid 
- Structurele werkloosheid
- Seizoenswerkloosheid
- Regionale werkloosheid
- Frictie werkloosheid 
In between jobs

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conjuncturele werkloosheid
Conjuncturele werkloosheid ontstaat wanneer er onvoldoende vraag is naar goederen en diensten en bedrijven hun productie verminderen, waardoor werknemers worden ontslagen.

Slide 28 - Tekstslide

Leg uit hoe conjuncturele werkloosheid ontstaat en hoe het verschilt van andere soorten werkloosheid.
Conjuncturele werkloosheid
In de economie zijn er goede en slechte periodes.
Deze schommelingen noem je conjunctuur.




  • Meestal tijdelijk
  • Verdwijnt als het beter gaat met de economie


Conjuncturele werkloosheid

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Structurele werkloosheid
Structurele werkloosheid ontstaat door veranderingen in de structuur van de economie.

Slide 30 - Tekstslide

Leg structurele werkloosheid uit met een voorbeeld.
Structurele werkloosheid (1)
  • Blijvend

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

seizoen werkloosheid
in de horeca heb je vooral werk in de zomer maar niet in de winter 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regionale werkloosheid

In sommige gebieden is er meer werkloosheid dan gemiddeld in een land. Dit noem je dan regionale werkloosheid.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Frictie werkloosheid

~ Kortdurende werkloosheid omdat je even tijd nodig hebt om een nieuwe baan te vinden.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat is conjuncturele werkloosheid?
A
Dat is als de economie slecht is (in een dip zit)
B
Dat gebeurt als robots het werk overnemen
C
Dat is: in een bepaald seizoen werkloos zijn

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat past er het beste bij structurele werkloosheid?
A
Dat een bepaald beroep helemaal verdwijnt en dus veel mensen op straat staan
B
Dat mensen elk deel van het jaar dezelfde soort werkloosheid hebben
C
Dat mensen arbeidsongeschikt zijn
D
Dat mensen slechts in bepaalde seizoenen geen werk hebben

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Regionale werkloosheid betekent dat je in een bepaalde tijd weinig werk hebt.
A
waar
B
niet waar

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent regionale werkloosheid?
A
Werkloosheid die niet bekend is bij UWV.
B
Er is meer werkloosheid in een bepaald seizoen.
C
Er is meer werkloosheid in een bepaalde provincie.
D
Er is geen werk is voor bepaalde opleidingen.

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies