VWO 1 Bespreken toets H3

Bespreken Toets H3: de Grieken
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Bespreken Toets H3: de Grieken

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
  • Bespreken toets H3
  • Advies schrijven voor jezelf voor de komende toets.
  • aan de slag: afmaken eindopdracht, leren voor de komende toets

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van deze les:
... Weet je hoe je de toets van H3 gemaakt hebt.
... Heb je een advies geschreven voor de volgende toets.
... Heb je gewerkt aan je eindopdracht.

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 1:(R) (4p)
Noteer de betekenis van de volgende begrippen, schrijf eerst het begrip over op je blad.

- filosofie : Alle wetenschappen van de oude Grieken.
- Kolonie
:
Een gebied waar een groep mensen zich vestigd.
- Bestuursvorm
:
Manier waarop een gebied bestuurd wordt.
- Polytheïsme
: Godsdienst waarbij meerdere goden vereerd worden.


Slide 4 - Tekstslide

Ik had voor deze vraag de volledige punten.
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag




Gebruik de zeven feiten (A-G) en de vier zinnen (1-4). Noteer de cijfers 1-4 met telkens oorzaak of gevolg. 

A De Grieken kwamen in contact met de Romeinen.
B De Griekse bevolking begon vanaf de 8e eeuw v.C. te groeien.
C De Grieks-Romeinse cultuur ontstond.
D De handel tussen Grieken en de inwoners van Frankrijk bloeide op.
E Griekse boeren konden niet genoeg voedsel produceren.
F Grieken vertrokken per schip op nieuwe kolonies te stichten in Frankrijk.
G In Griekenland was weinig geschikte landbouwgrond.





1 Feit A is een oorzaak / gevolg van feit C.
2 Feit B is een oorzaak / gevolg van feit E.
3 Feit D is een oorzaak / gevolg feit F. 
4 Feit G is een oorzaak / gevolg van feit F.

Opdracht 2: (T1) (2p)

Slide 6 - Tekstslide

Ik had voor deze vraag de volledige punten.
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

Opdracht 3: ( T2) ( 2p)
Bekijk bron 1.
Dit is een koningsgraf uit de stad Petra in het huidige Jordanië, 
gebouwd in de eerste eeuw n. Chr.

Bij welk begrip past deze afbeelding het best? Leg je antwoord uit.
  • Deze afbeelding past bij het begrip monarchie, het is namelijk een koningsgraf.
  • Deze afbeelding past bij het begrip hellenisme, je ziet hier namelijk de verspreiding van de Griekse cultuur buiten Griekenland.
  • Deze afbeelding past bij het begrip symmetrie, wanneer je het gebouw doormidden knipt zijn beide zijden elkaars spiegelbeeld.

Slide 8 - Tekstslide

Ik had voor deze vraag de volledige punten.
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quizvraag

Opdracht 4: (T1/R) (2 p)
lees bron 2:
Leg aan de hand van een bronelement uit wat voor soort toneelstuk dit is.

Doe het zo: Dit is een komedie, want in de bron staat dat de man zich gelukkig mag prijzen dat hij van laag volk afstamd. ook wordt de spot met de politiek gedreven.

Slide 10 - Tekstslide

Ik had voor deze vraag de volledige punten.
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Opdracht 5: (T2) (2p)
Lees bron 3

Uit welke stadstaat komt het jongetje uit dit verhaal denk je? Leg je antwoord uit.

Dit jongetje komt uit de stadstaat Sparta, want in deze stadstaat draaide zowel het leven als de opvoeding om het voeren van oorlogen. Het jongetje moest getraind worden om te overleven in vijandig gebied.

Slide 12 - Tekstslide

Ik had voor deze vraag de volledige punten.
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

Opdracht 6: (T1) (2p)

Lees bron 4
Deze bron gaat over een persoon uit dit hoofdstuk. Zijn naam wordt alleen niet genoemd. Over wie gaat deze bron? Leg je antwoord uit met een voorbeeld uit de

Deze bron gaat over Alexander de Grote, er staat namelijk in de bron hij ging aan land op de plaats waar nu de naar hem genoemde plaats Alexandrië lag.

Slide 14 - Tekstslide

Ik had voor deze vraag de volledige punten.
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

Opdracht 7: 
(I) (2p)
Lees bron 5
Past deze bron bij het wetenschappelijk denken van de Grieken? Leg je antwoord uit met een voorbeeld uit de bron.

Deze bron past niet bij het wetenschappelijk denken van de Grieken, er wordt namelijk advies gevraagd aan de goden. Bij wetenschappelijk denken gaan mensen zelf nadenken en onderzoek doen.

Slide 16 - Tekstslide

Ik had voor deze vraag de volledige punten.
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Opdracht 8: (T2) (2p)
Gebruik bron 5 opnieuw.

Welke standpunten had de priesteres over Croesus volgens deze bron? Noteer de letters van de twee juiste antwoorden.

A Croesus was een machtig man.
B Croesus was een onverstandige man.
C Croesus was een verdrietige man.
D Croesus was een wijze man.

Slide 18 - Tekstslide

Ik had voor deze vraag de volledige punten.
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

Opdracht 9: (I ) (2p)
Bekijk bron 6
Stelling: De democratie in Athene was geen echte democratie.
Geef aan of je het met deze stelling eens of oneens bent. Leg je antwoord uit met een voorbeeld uit bron 5.

Eens, er mag maar een klein deel van de bevolking (alleen de vrije atheense mannen) stemmen, dat is niet democratisch
Oneens, er mag door een klein deel gestemd worden, zodra mensen mogen stemmen is het democratisch.


Slide 20 - Tekstslide

Ik had voor deze vraag de volledige punten.
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Opdracht 10: (I ) (2p)
Lees bron 7
De schrijver van de bron is een groot voorstander van één van de bestuursvormen die je geleerd hebt in dit hoofdstuk. Welke bestuursvorm is dat? Gebruik in je uitleg een voorbeeld uit deze bron.

Doe het zo: De schrijver van bron 6 is een voorstander van Aristocratie want in de bron staat, we moeten een kleine groep wijze mannen samenstellen die het land regeert.

Slide 22 - Tekstslide

Ik had voor deze vraag de volledige punten.
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quizvraag

Opdracht 11: (I) (2p)
Plato was tegen de democratie. Het gewone volk was volgens hem niet in staat om politieke besluiten te nemen.
Ben je het eens met dit standpunt? Ondersteun je antwoord met twee argumenten.

Eigen antwoord, alleen punten met 2 goede argumenten die bij je standpunt passen.

Slide 24 - Tekstslide

Ik had voor deze vraag de volledige punten.
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quizvraag

Dit gaat goed!

Slide 26 - Woordweb

Dit gaat niet zo goed....

Slide 27 - Woordweb

Hier ga ik op letten bij het leren.

Slide 28 - Open vraag

Hier ga ik op letten bij het maken van de toets.

Slide 29 - Open vraag