Maatschappijleer|Criminaliteit|Paragraaf 9.1|

Criminaliteit
1 / 24
volgende
Slide 1: Woordweb
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Criminaliteit

Slide 1 - Woordweb

Criminaliteit 

Paragraaf 9.1 Wat is criminaliteit?

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les:

  • Weet jij het verschil tussen asociaal gedrag en strafbaar gedrag en kan je dit benoemen.
  • Weet jij het verschil tussen overtredingen en misdrijven en kan je benoemen wat het verschil is.
  • Weet jij dat strafbare feiten afhankelijk is van plaats en tijd en kan je benoemen waarom dat zo is. 
  • Weet jij wat materiele en immateriële gevolgen is en het verschil tussen deze twee.
  • Kan jij Nederland kenmerken als een rechtsstaat en kan jij deze kenmerken benoemen. 

Slide 3 - Tekstslide

Asociaal of ook strafbaar?
Wanneer wordt asociaal gedrag strafbaar?

Asociaal gedrag                   Je houdt geen rekening met anderen.
- Bijv. Roddelen of geen plek in de bus geven aan een zwangere vrouw.
Strafbaar gedrag                  Als je de wetregels overtreedt. Je pleegt dan een delict.- Bijv. Door rood rijden of iemand bedreigen.
  

Slide 4 - Tekstslide

Overtredingen
  • Minder ernstige(lichte) strafbare feiten
  • Wordt meestal door een kantonrechter behandeld.
  • Meestal met een boete afgedaan. 
  • Meestal een geldboete.
  • Bijvoorbeeld: door rood rijden, vissen zonder vispas, zwartrijden of wildplassen.

Slide 5 - Tekstslide

Misdrijven
  • Ernstige strafbare feiten.
  • Veel erger dan een overtreding.
  • Altijd een officier van justitie bij betrokken.
  • Niet snel een geldboete maar sneller een hechtenis of taakstraf. 
  • Bijvoorbeeld: rijden onder invloed, mishandeling, drugshandel, diefstal of moord.

Slide 6 - Tekstslide

Misdrijf of overtreding?

Slide 7 - Tekstslide

Opgepakt voor een misdrijf?
Wanneer je voor een misdrijf wordt opgepakt, horen daar zwaardere maatregelen bij: 

  • Je wordt door de politie verhoord  en moet misschien voor langere tijd op het bureau blijven. 
  • Er gelden bij veroordeling zwaardere straffen
  • Als je ouder bent dan 12 jaar krijg je een strafblad.

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer ben je crimineel?
  • Niet iedereen die een overtreding begaat, is meteen crimineel. 
  • Meestal noem je iemand crimineel wanneer er sprake is van een misdrijf.
  • Criminaliteit               Alle misdrijven zoals die in de wet staan.

Slide 9 - Tekstslide

Afhankelijk van tijd en plaats
Wat wel of niet strafbaar is, verschilt per tijd en plaats(plaatsgebonden).
  • In Nederland was het vroeger verboden om overspel te plegen. In sommige landen is dit nu nog steeds zo. 
  • Vroeger hadden we geen wetten over internetcriminaliteit , zoals het hacken of verspreiden van virussen. Die zijn er nu wel. 

Het Wetboek van Strafrecht wordt daarom af en toe aangepast aan de nieuwe tijd en nieuwe wensen. 

Slide 10 - Tekstslide

Rechtsstaat
Nederland is een rechtstaat.

Twee belangrijke dingen zijn vastgelegd:
  • De burgers moeten zich aan de wet houden en krijgen straf als ze dat niet doen.
  • De overheid moet zich óók aan de wet houden. De politie mag daarom bijvoorbeeld niet zonder reden je huis doorzoeken. Ook een politieagent kan daarom een straf krijgen. 

Slide 11 - Tekstslide

  • Slapeloze nachten
Criminaliteit veroorzaakt veel schade bij burgers. 

We onderscheiden twee soorten gevolgen:
  • Materiele gevolgen                   Schade die je kunt berekenen in geld. 
  • (Im)Niet-materiele gevolgen              Gevolgen die je niet in geld kunt uitdrukken. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Benoem het verschil tussen overtredingen en misdrijven.

Slide 16 - Open vraag

Waarom is strafbare feiten afhankelijk van tijd en plaats?

Slide 17 - Open vraag

Waarom is Nederland een rechtstaat? Gebruik in je antwoord de kenmerken van een rechtstaat.

Slide 18 - Open vraag

Er is vorige week ingebroken in het huis van Sophie, zij kan niet meer slapen doordat zij angst heeft. Is een.... gevolg
A
Materiele
B
Immateriële

Slide 19 - Quizvraag

Een wond dat pijn doet, is een .... gevolg
A
Immateriële
B
Materiele

Slide 20 - Quizvraag

Je telefoon wordt gestolen, jij kunt geen berichten meer sturen naar je moeder. Is een...... gevolg
A
Immateriële
B
Materiele

Slide 21 - Quizvraag

Ramen van je huis worden kapot geslagen. Dit is een voorbeeld van een ..... gevolg.
A
Materiele
B
Immateriële

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen asociaal gedrag en strafbaar gedrag?

Slide 23 - Open vraag

Aan de slag
Hoofdstuk 9 Criminaliteit. Paragraaf 9.1, opdracht 1 t/m 12(10b mag je overslaan).
Tekstboek: blz. 138 en 139.
Werkboek: blz. 166 en 168.

Slide 24 - Tekstslide