D2ATh1 B1 Gezondheid en ziekte

D2ATh1  Je gezondheid
B1  Gezondheid en ziekte

Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

D2ATh1  Je gezondheid
B1  Gezondheid en ziekte

Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer ben je gezond?

Slide 5 - Woordweb

Gezondheid
Welzijn
Gezondheid is meer dan alleen een gezond lichaam. Gezondheid is lichamelijk, geestelijke en sociaal welzijn (je goed voelen). 
Lichamelijk welzijn betekent dat het lichaam normaal werkt.
Bij het geestelijk welzijn zijn je gedachten en gevoelens betrokken.
Sociaal welzijn is je goed voelen bij andere mensen.
Maak een schema van de tekst (schrift).

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer voel jij je gezond?


Slide 7 - Open vraag

Wat denk jij over het welzijn van de persoon die los van de groep staat?

Slide 8 - Open vraag

Welzijn

Wat is waar?
A
Je lichaam, je geest en je omgeving hebben met elkaar te maken
B
Je lichaam, je geest en je omgeving staan los van elkaar
C
Alleen je geest heeft wat met je omgeving te maken
D
Alleen je lichaam heeft wat met je omgeving te maken

Slide 9 - Quizvraag

Hoe word je ziek?
Er zijn verschillende oorzaken die te maken hebben met ziek-zijn of ziek-worden. Een baby kan geboren worden met een ziekte of een handicap. Een handicap noem je een lichamelijke, een geestelijke of een sociale beperking. 

Als een ziekte of handicap van de ouders is geërfd dan noem je dat een erfelijke ziekte of handicap. Er zijn ook ziektes of handicaps die wel aangeboren zijn maar niet erfelijk. 
Deze zijn dan vanaf de geboorte aanwezig.

Je omgeving kan ziektes veroorzaken. Je kunt bijvoorbeeld ziek worden van ziekteverwekkers die zich bij jou in de buurt bevinden.
                                                             Maak een schema van deze tekst in je schrift.

Slide 10 - Tekstslide

Welke methode is gericht op het luisteren met een stethoscoop?
A
Inspecteren
B
Percuteren
C
Palperen
D
ausculteren

Slide 11 - Quizvraag

Bij welke onderzoeksmethode gebruikt men ogen oren en soms ook neus?
A
Inspecteren
B
Percuteren
C
Palperen
D
ausculteren

Slide 12 - Quizvraag

Bij welke onderzoeksmethode is de "tast" het belangrijkste zintuig?
A
Inspecteren
B
Percuteren
C
Palperen
D
ausculteren

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Als een baby met een beperking door Rode hond tijdens de zwangerschap geboren wordt.....
A
is die beperking een erfelijke aandoening
B
is het een aangeboren beperking
C
is het een beperking door de leefstijl van het kind
D
is het een beperking door de leefstijl van de moeder

Slide 20 - Quizvraag

Ziek worden door besmetting
Iemand kan ziek worden door bepaalde stoffen en ziekteverwekkers uit de omgeving. 

Het kan bijvoorbeeld gaan om vervuilde lucht of vervuild water. 

Ook mensen in je nabijheid kunnen ziekteverwekkers bij zich dragen. 
Soms zijn er meerdere familieleden ziek of veel leerlingen uit een klas.
                                                                               
Bekijk deze afbeelding

Slide 21 - Tekstslide

Waarom niest het meisje
op deze manier?
A
Daar is geen reden voor
B
Ze kan niet in haar hand niesen omdat ze een blessure heeft
C
Ziekteverwekkers komen niet op haar hand
D
Zo hoor je het niesen minder hard

Slide 22 - Quizvraag

Leefstijlziekten (maak een samenvatting van deze tekst)
Je persoonlijke manier van leven, de wijze waarop jij je dag doorbrengt, de ideeën en gewoontes die jouw leefpatroon bepalen… dit alles is jouw leefstijl.

Als het begrip 'leefstijl' gebruikt wordt, bedoelen we meestal gezondheidsgerelateerde gedragingen. 'Gedrag' betekent dat je er zelf ook iets aan kunt 'doen'. Natuurlijk spelen je eigen aanleg en de omgeving ook een rol. Maar je kunt de kans op ziekten en ongelukken groter of kleiner maken door de leefstijl die jij kiest. Voorbeelden van ziekten die 'leefstijlziekten' genoemd worden zijn: seksueel overdraagbare aandoeningen (soa's), hart- en vaatziekten en verslavingen. Ook gehoorstoornissen kunnen door je leefstijl ontstaan.
De leefstijl heeft veel te maken met de jeugdcultuur waartoe de jongere zich voelt aangetrokken. Jongeren willen zich graag onderscheiden van hun ouders en andere volwassenen, maar ook, als groep, van andere jongeren. Jeugdculturen ontstaan vaak rondom een muziekstroming. Hierbij horen kenmerkende kleding en taalgebruik. De normen en waarden van deze groep kunnen ook het gezondheidsgerelateerde gedrag van de jongeren bepalen. Denk aan harde muziek of middelengebruik. Van pubers is bekend dat ze behoefte hebben om te experimenteren, hun eigen normen en waarden willen ontwikkelen en moeite hebben met het inschatten van risico's en gevolgen op langere termijn.  

Slide 23 - Tekstslide

Risicofactoren vergroten de kans op een leefstijlziekte:
- roken en alcoholgebruik
- een ongezond eetpatroon
- gebruik van legale of illegale drugs
- riskant seksueel gedrag met kans op soa's
- verstoord ritme in slapen, werken en vrijetijdsbesteding
- overgewicht door een ongezond eetpatroon en/of weinig bewegen
- gebruik van zonnebank of veel zonnebaden
- risicovol gedrag, bijvoorbeeld in het verkeer

Natuurlijk, er zijn ook voordelen. Je kunt jezelf heel prettig en gelukkig voelen na een borrel of een joint: het 'welbevinden'. Dit gevoel is vaak van korte duur.

Slide 24 - Tekstslide

Wat is een aangeboren ziekte
A
ziekte die vanaf je geboorte aanwezig is zonder dat je ouders de ziekte hebben
B
Een ziekte die ontstaat tijdens je geboorte
C
ziekte die je krijgt door een slechte leefstijl
D
ziekte die je van je ouders hebt geërfd

Slide 25 - Quizvraag

Wat is geestelijk welzijn?
A
je voelt je thuis in je omgeving en hebt veel contact met anderen
B
je lichaam werkt normaal, je hebt geen pijn
C
Dat je geestelijk niet ziek bent
D
je voelt je opgewekt en maakt je weinig zorgen

Slide 26 - Quizvraag

Karin heeft buikpijn
Henk is net verhuisd, hij mist zijn vrienden
A
Karin: geestelijk welzijn Henk: lichamelijk welzijn
B
Karin: sociaal welzijn Henk: lichamelijk welzijn
C
Karin: geestelijk welzijn Henk: sociaal welzijn
D
Karin: lichamelijk welzijn Henk: sociaal welzijn

Slide 27 - Quizvraag

Combineer het getal met de juiste letter. Bij 1 getal moet je 2 letters noteren. (het antwoord vind je op de volgende slide).

1. Consult
2. Anamnese
3. Diagnose
4. therapie
5. prognose


a. verwacht ziektebeloop
b. behandeling
c. raadplegen van arts
d. aard van ziekte
e. vragen stellen/gegevens  verzamelen


Slide 28 - Tekstslide

Antw: 1c -- 2e -- 3d -- 4b--5e

Wat is differentiaal diagnose?
A
Meerdere diagnoses mogelijk , aanvullend onderzoek nodig
B
Voorlopige diagnose vd aandoening
C
Meerdere aandoeningen vastgesteld
D
Tijdelijke diagnose

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Technieken lichamelijk onderzoek
INSPECTEREN
AUSCULTEREN
PERCUTEREN
PALPEREN

Slide 33 - Tekstslide

VOELEN-BEKIJKEN-BEKLOPPEN-BELUISTEREN

Slide 34 - Open vraag

Werkboek


Maak opdracht 3 t/m 10


Als je de basisstof geleerd hebt, maak je de Test jezelf

Slide 35 - Tekstslide

Combineer het getal met de juiste letter. Bij 1 getal moet je 2 letters noteren. (het antwoord vind je op de volgende slide).

1. Consult
2. Anamnese
3. Diagnose
4. therapie
5. prognose


a. verwacht ziektebeloop
b. behandeling
c. raadplegen van arts
d. aard van ziekte
e. vragen stellen/gegevens  verzamelen


Slide 36 - Tekstslide