3.2 Crisis en ontevredenheid

Het Interbellum
2.3 - Crisis en ontevredenheid

Fascisme
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Het Interbellum
2.3 - Crisis en ontevredenheid

Fascisme

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het Interbellum

3.2 - Crisis en ontevredenheid

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag?

  • Lesdoelen
  • Herhaling 
  • 3.2 - Crisis en ontevredenheid
  • Opdrachten 
  • Afsluiting 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag?
  • Kennismaken
  • Lesdoelen
  • Herhaling 
  • 3.2 - Fascisme
  • Opdrachten 
  • Afsluiting  

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het eind van deze les kun je:
  • Uitleggen waarom de bevolking van de Republiek van Weimar niet tevreden was over hun regering.

  • In eigen woorden het Dawesplan uitleggen.

  • Uitleggen hoe de economische crisis in Amerika in 1929 verliep en welke rol de beurskrach hierin had.

  • Uitleggen waarom Hitler faalde in het grijpen van de macht in 1923.






Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het eind van deze les kun je:
  • Drie kenmerken van fascisme benoemen.

  • Uitleggen waarom mensen zich aangetrokken voelden tot het fascisme en een sterke leider.







Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeldanalyse
  • 1. Lees het onderschrift. Door wie is de bron gemaakt? Wanneer is de bron gemaakt? Heeft de bron een bijschrift? Wat weet je over de maker?

  • 2. Beschrijf wat je ziet in de bron. Denk hierbij aan kleding, spullen, auto’s, wapentuig, gebouwen, personen, dieren, ect. (Wat stellen deze onderdelen voor? Herken je bepaalde landen, personen?)

  • 3. Wat gebeurt er op de bron? Kijk hierbij naar acties, bewegingen en emoties. (Wat doen de personen op de bron? Welke gebeurtenis gaat de bron over?)

  • 4. Wat is de boodschap van de maker van de beeldbron? Hoe weet je dat? (zijn personen negatief of positief afgebeeld?)





Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeldbronnen
  • Beantwoord de vragen bij de beeldbronnen
  • Nabespreken 



Ga naar de classkick link in je magister agenda
Niet af? schrijf dit in je plenda!
timer
15:00

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

De geliefde Stalin, het geluk van de mensen!

Slide 10 - Tekstslide

Stalin zal de toekomst van onze kinderen helder doen schijnen

Slide 11 - Tekstslide

De kapitein van de Sovjet landen leidt ons van overwinning naar overwinning!
Herhaling
  • Waar staat 'Interbellum' voor?

  • Beschrijf wat een totalitaire staat is en noem er een voorbeeld van.

  • Hoe was het leven in de Sovjet-Unie tijdens het interbellum? (noem kenmerken)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling
  • Je kunt eigen woorden het Dawesplan uitleggen.

  •     Je kunt in eigen woorden uitleggen wat de beurskrach is.

  •     Je kunt omschrijven hoe de crisis van 1929 verliep én wat de gevolgen in Europa waren.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Republiek van Weimar






  • De Duitse keizer Wilhelm II vluchtte naar Nederland na de Eerste Wereldoorlog.
  • Duitsland werd een democratische republiek: de Republiek van Weimar.
  • Veel onrust onder de bevolking, onvrede afloop Eerste Wereldoorlog (Dolkstootlegende).
  • Om de herstelbetalingen te kunnen bekostigen werd er meer geld gedrukt --> inflatie.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hyperinflatie
Duitsland 1923

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Bierkellerputsch 

Veel Duitsers geloofden dat zij verraden waren door een 'bepaalde groep mensen' uit de regering = dolkstootlegende. 
Duitsland kon herstelbetalingen uit Verdrag van Versailles niet betalen en Frankrijk bezette hierom het Ruhrgebied.  
Inflatie + bezetting Ruhrgebied = onvrede door crisis en staatsgreep Adolf Hitler in 1923.
Deze staatsgreep mislukt en Hitler wordt opgepakt.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulp voor Duitsland:

het Dawesplan (VS)


  • Door Dawesplan ging het weer beter met Duitsland.

  • Door opbloeiende welvaart weer politiek vertrouwen tot de beurskrach.



Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Roaring Twenties







  • In de VS ging het geweldig in de jaren '20, de oorlogsproductie wordt makkelijk omgezet naar het maken van consumptieproducten. Dit zorgde voor snelle economische groei.
  • Veel mensen kochten spullen met een lening, ook aandelen (live now, pay later!).
  • Amerika leent geld aan Duitsland via het Dawesplan.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beurskrach 1929
'Black Thursday' 





  • De aanleiding voor de economische crisis noemen we de 'beurskrach'.
  • Overproductie in landbouw en industrie.
  • De aandelenmarkt stortte in, veel aandelen waren meer waard dan het bedrijf zelf en mensen gingen massaal de aandelen verkopen.
  • De herstelbetalingen zijn opnieuw niet meer op te brengen door de Republiek van Weimar, doordat het Dawesplan wordt stopgezet.



Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Banken failliet
  • Banken hadden veel geld uitgeleend aan bedrijven en mensen, weinig staatstoezicht.

  • Door de crisis kregen banken veel van dat geleende geld niet terug.

  • Daardoor gingen banken failliet.

  • Mensen met aandelen verloren het vertrouwen en gingen massaal hun aandelen verkopen en geld opnemen!

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Armoede door crisis
1932:   
  • Het inkomen van de Amerikanen
     50% lager dan in 1929.
  • Waarde aandelen gedaald met
     88%!
  • 15.000.000 Amerikanen werkloos.

In Europa: vooral Duitsland getroffen door de crisis.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Crisis in Nederland
  • Nederland wordt ook door de crisis geraakt: de handel met de VS en Duitsland komt vrijwel stil te staan.

  • Bedrijven en fabrieken moeten hierdoor de deuren sluiten.

  • Tussen 1929 en 1935 stijgt de werkloosheid van 22.000 naar 500.000 werklozen.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opnieuw crisis in Duitsland

Duitsland kan geen geld meer lenen bij de V.S. door de gevolgen van de beurskrach en komt opnieuw in een crisis terecht....

Hitler maakt gebruik van deze toenemende onvrede en ziet zijn populariteit en aanhang groeien.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Fascisme

Fascisme is een politieke stroming, 
en wordt ook wel extreemrechts genoemd.

De naam komt van het voorwerp dat je hier ziet: een fasces
Dit stond symbool voor de macht van bestuurders ten tijde van
het Romeinse Rijk.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Benito Mussolini


Leider van Italië (1922-1943)

Na de Eerste Wereldoorlog en de Vrede van Versailles was er veel onvrede in Italië en dat kwam volgens Mussolini door de Italiaanse regering.
Zo had de regering geen goede oplossing voor de hoge werkloosheid.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fascisme in Europa

  • Oplossing voor de crisis: orde herstellen.

  • Populair in de jaren 1920 en 1930.

  • Antwoord op slecht beleid van de democratische regeringen.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van fascisme (1)

  • Fascisme is antidemocratisch: het volk hoeft niet mee te praten, de leider weet precies wat het volk wilt.

  • Er is één leider die bepaalt wat goed is en heeft alle macht. 

  • Iedereen moet de leider gehoorzamen.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van fascisme (2)

  • Fascisme is extreem nationalistisch: de eigen natie boven alles en iedereen.


  • Fascisten streven naar een totalitaire samenleving. 

  • Afschaffen democratie en vrijheden.


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van fascisme (3)

  • Niet denken maar doen wat de leider zegt.

  • Geweld is goed: tegenstanders uitschakelen.

  • Gebruik van propaganda en censuur om de leider te verheerlijken: persoonsverheerlijking.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'Ze zullen niet zegevieren'

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De belangrijkste kenmerken van fascisme zijn:

1. Fascisme is antidemocratisch, één leider heeft alle macht.

2. Fascisme is extreem nationalistisch.

3. Gebruik van geweld tegen tegenstanders is goed en noodzakelijk.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
Paragraaf 3.2 - Crisis en ontevredenheid
Blz. 78 en 79
Gezamenlijk: 2, 4 en 5
Zelfstandig:  3, 6  



Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten

Maken 7, 8 en 9
Blz. 79

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Controle lesdoelen
Aan het eind van deze les kun je:
  • Uitleggen waarom de bevolking van de Republiek van Weimar niet tevreden was over hun regering.

  • Uitleggen waarom Hitler een staatsgreep wilde plegen.

  • In eigen woorden het Dawesplan uitleggen.

  • Uitleggen hoe de economische crisis in Amerika in 1929 verliep en welke rol de beurskrach hierin had.






Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het eind van deze les kun je:
  • Drie kenmerken van fascisme benoemen.

  • Uitleggen waarom mensen zich aangetrokken voelden tot het fascisme en een sterke leider.







Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Video

Deze slide heeft geen instructies