4.2 Vorming geslachtscellen 22/23

H4: Voortplanting
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H4: Voortplanting

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
-Vragen over 4.1? 
-Feedback invullen
-Uitleg 4.2
-Verwerken 4.2


Slide 2 - Tekstslide

Vragen over 4.1? 
Nakijken ..... 

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag
-Vragen over 4.1? 
-Feedback invullen
-Uitleg 4.2
-Verwerken 4.2


Slide 4 - Tekstslide

Doel en begrippen 4.2
Je legt uit hoe haploïde geslachtscellen ontstaan uit diploïde lichaamscellen
Je beschrijft de vorming van eicellen en spermacellen.  

homologe chromosomen, reductiedeling, meiose I, meiose II, crossing-over, recombinatie, halpoïde, diploïde, gameten, öogonia, primaire en secundaire oöcyt, follikel, poollichaampje, spermatogonia, primaire en secundaire spermatocyt, spermatiden, trilharen, zaadblaasjes, prostaatvocht, interstitiële cellen, cellen van Leydig, testosteron

Slide 5 - Tekstslide

Vorming geslachtscellen
Chromosomen in een gewone
lichaamscel van een man:


Van een vrouw zou er hetzelfde
uit kunnen zien maar dan met 
2 keer een X chromosoom

Slide 6 - Tekstslide

Vorming geslachtscellen
Deze cellen noem je diploïd (2n).
Van elk type chromosoom is een 
paar aanwezig.
Beide chromosomen van een
paar noem je homoloog.
Bij de mens 23 paar 
= 46 chromosomen

Slide 7 - Tekstslide

Vorming geslachtscellen
Als in een zaadcel en een eicel
net zoveel chromosomen
zouden zitten dan zou je na de 
bevruchting een bevruchte 
eicel met 92 chromosomen
hebben. Dit kan niet.

Slide 8 - Tekstslide

Vorming geslachtscellen
Dus: bij de vorming van de 
geslachtscellen moet het aantal
chromosomen worden 
gehalveerd zodat van elk 
chromosomenpaar er maar één
in zit.

Slide 9 - Tekstslide

Vorming geslachtscellen
Geslachtscellen zijn haploïd (n).

Bij de mens bevatten ze 
23 chromosomen.

Slide 10 - Tekstslide

Vorming geslachtscellen
Geslachtscellen ontstaan uit stamcellen.
Ze onstaan uit een deling die anders gaat
dan de gewone celdeling (mitose).
Deze deling heet reductiedeling/ meïose.
Deze deling start óók na de G2 fase. 
Het DNA (de chromosomen) is dus al
verdubbeld.

Slide 11 - Tekstslide

Vóór de meiöse (S fase)

Slide 12 - Tekstslide

Doel van de meïose
BINAS 76B2

Slide 13 - Tekstslide

Meïose I

Slide 14 - Tekstslide

Meïose II

Slide 15 - Tekstslide

Profase I:
Kernmembraan verdwijnt.
Chromosomen spiraliseren.
Spoelfiguur vormt.


Chromosomen liggen als paren bij elkaar.
Crossing-over kan optreden.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Metafase I:
Chromosomen liggen twee aan twee in het equatoriale vlak.


Spoelfigure hebben trekdraden gevormd naar de centromeren, elk naar één chromosoom van een chromosomenpaar.

Slide 18 - Tekstslide

Anafase I:
Spoelfiguren trekken chromosomen naar de polen.


Slide 19 - Tekstslide

Telofase I:
Door insnoering ontstaan twee haploïde cellen.

Chromosomen zijn wel nog verdubbeld!

Daarom: meïose II



Slide 20 - Tekstslide

Meïose II (~mitose)

Slide 21 - Tekstslide

Wat maakt ieder mens uniek?
Tijdens de meïose kunnen 223 verschillende combinaties van chromosomen worden gemaakt.
Ook nog crossing-over.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Het schema hiernaast stelt een stadium voor
van de meiose van een cel van een diploïd organisme.
Is dit stadium van de meiose I of van de meiose II?
Hoe groot is n bij dit organisme?

A
meiose II en n = 2
B
meiose I en n = 4
C
meiose II en n = 4
D
meiose I en n = 2

Slide 25 - Quizvraag

In de afbeelding zijn delende cellen van een diploïd individu schematisch weergegeven. Voor dit individu geldt: 2 n = 6.
Welk delingsproces kan zijn weergegeven in
figuur 1? En welk in figuur 2?

A
figuur 1: alleen meiose I; figuur 2: alleen meiose II
B
figuur 1: alleen meiose I; figuur 2: alleen mitose
C
figuur 1: alleen meiose I; figuur 2: meiose I en mitose
D
figuur 1: meiose I en mitose; figuur 2: alleen meiose II

Slide 26 - Quizvraag

Nu en huiswerk
Lees paragraaf 4.2
Maak opdracht 28, 29, 32, 34 en 35

Slide 27 - Tekstslide

BINAS 86D

Slide 28 - Tekstslide

Oögenese (bron 8)
Begint al vóór de geboorte in de eierstokken.
Ontwikkeling stopt tijdens Profase I.
Bij de rijping van een eicel wordt de meïose afgemaakt tot metafase II (die wordt pas bij de bevruchting voltooid).
Eicellen zijn omgeven door follikelcellen uit het ovarium (de eierstok), het geheel heet een follikel.
Meerdere rijpingen, één (heel soms twee) eisprongen.

Slide 29 - Tekstslide

Spermatogenese
Begint vanaf de puberteit.
Zaadcellen worden gevormd in de 
zaadbuisjes van de testes (zaadballen). 
Vorming van 1 zaadcel duurt ongeveer 2 maanden.
Ze worden opgeslagen in de bijballen.
Bij zaadlozing ongeveer 3 mL vrij-> 350 miljoen zaadcellen
= 10 % van het sperma.



Slide 30 - Tekstslide

Zaadballen
Zaadcellen worden gevormd in
de testes, in de zaadbuisjes.
Deze zijn sterk gekronkeld.
Tussen de zaadbuisjes zitten
de cellen van Leydig (interstitiële
cellen), die produceren 
testosteron.

Slide 31 - Tekstslide

Zaadballen
Van buiten naar binnen vormen
de zaadcellen zich. 
Helemaal aan de binnenkant
zitten de voltooide zaadcellen,
die gaan richting de bijballen
mbv trilharen.

Slide 32 - Tekstslide

Doel en begrippen 4.2
Je legt uit hoe haploïde geslachtscellen ontstaan uit diploïde lichaamscellen
Je beschrijft de vorming van eicellen en spermacellen.  

homologe chromosomen, reductiedeling, meiose I, meiose II, crossing-over, recombinatie, halpoïde, diploïde, gameten, öogonia, primaire en secundaire oöcyt, follikel, poollichaampje, spermatogonia, primaire en secundaire spermatocyt, spermatiden, trilharen, zaadblaasjes, prostaatvocht, interstitiële cellen, cellen van Leydig, testosteron

Slide 33 - Tekstslide

Nu en huiswerk
Lees paragraaf 4.2
Maak opdracht 28, 29, 32, 34 en 35

Slide 34 - Tekstslide