unité 3 grammaire II bijvoeglijk naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Bijvoeglijk naamwoord (vorm)

Slide 5 - Tekstslide

mannelijk

enkelvoud     -

meervoud -+ s

petit

petits
vrouwelijk

enkelvoud -+e

meervoud - + es

petite

petites

Slide 6 - Tekstslide

Plaats van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Tekstslide

Plaats
Het is een dier, hij is klein en grijs.
C'est un animal, il est petit et gris.

Het is een klein, grijs dier.
C'est un petit animal gris.

Slide 8 - Tekstslide

De hoofdregel: 
in het Frans staan de meeste bijvoeglijke naamwoorden achter het zelfstandig naamwoord:
- un film intéressant
- une voiture bleue
- deux filles françaises
- un animal gris

Maar er zijn UITZONDERINGEN.

Slide 9 - Tekstslide

Er zijn een paar bijvoeglijke naamwoorden die voor het zelfstandig naamwoord staan, net als in het Nederlands.

- un petit animal
- une grande maison
- trois belles chambres


Welke uitzonderingen moet je onthouden?

Slide 10 - Tekstslide

grand
petit
joli
bon
beau
nouveau

Deze staan dus VOOR  het zelfstandig naamwoord.
groot
klein
leuk, aardig
lekker, goed
mooi
nieuw

Slide 11 - Tekstslide

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Tekstslide

weet je het nog? une.......... fille (Frans)
A
français
B
française

Slide 13 - Quizvraag

un ...................... garçon (grote)
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 14 - Quizvraag

mes .......... soeurs (grote)
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 15 - Quizvraag

Extra regels
als een bijvoeglijk naamwoord op een -e eindigt, dan geen extra -e voor vrouwelijk: rouge, rouge, rouges, rouges

als een bijvoeglijk naamwoord op een -s/-x eindigt, dan geen extra -s/x voor meervoud: français, française, français, françaises

Slide 16 - Tekstslide

Vul in: J'aime ma robe .......... et mes t-shirts........
A
orange/ griss
B
orange / gris
C
orangee/ gris
D
oranges / grises

Slide 17 - Quizvraag

Nu nog wat bijzondere vormen...
als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op:
-x, dan vrouwelijk -se: heureux, heureuse
- f, dan vrouwelijk -ve: sportif, sportive
-en, dan vrouwelijk -enne: italien, italienne
-er, dan vrouwelijk -ère: premier, première

en heel bijzondere ......

Slide 18 - Tekstslide

mannelijk

oud = vieux
nieuw = nouveau
mooi = beau
goed, lekker = bon
wit= blanc
gek = fou
lang = long
vrouwelijk

vieille
nouvelle
belle
bonne
blanche
folle
longue

Slide 19 - Tekstslide

de hond is mooi
A
le chien est beau
B
le chien est belle

Slide 20 - Quizvraag

welke vormen?
une ........ (goede) amie .........(sportieve)
A
bone / sportife
B
bon / sportif
C
bonne / sportife
D
bonne / sportive

Slide 21 - Quizvraag

hij is......... en zij is ........... (jaloers)
A
il est jaloux et elle est jalouxe
B
il est jaloux et elle est jalouse

Slide 22 - Quizvraag

J'ai acheté une ......... robe.
A
nouveau
B
nouvelle

Slide 23 - Quizvraag

Let op! vieux, beau, nouveau!
Deze 3 bijvoeglijke naamwoorden staan altijd voor het zelfstandig naamwoord én hebben een extra vorm bij woorden die met een klinker beginnen (enkelvoud):

un vieil homme
 mon nouvel ami
 un bel exemple

Slide 24 - Tekstslide

welk woord past?
une maison .......... (wit)
A
blanc
B
blance
C
blanche
D
blanchs

Slide 25 - Quizvraag

un .........t-shirt (oud)
A
vieu
B
vieil
C
vieille
D
vieux

Slide 26 - Quizvraag

des films.................. (interessant)
A
intéressant
B
intéressante
C
intéressants
D
intéressantes

Slide 27 - Quizvraag

kies de juiste plek:
une ..........maison..........
A
une belle maison
B
une maison belle

Slide 28 - Quizvraag

Hoe zat het ook al weer?
De PLAATS van het bijvoeglijk naamwoord: vóór het zelfstandig naamwoord of achter?
Hoofdregel: erachter! 
Maar 
6 uitzonderingen leren....grand, petit, joli, bon, beau, nouveau. Deze staan ervoor! net als in het Nederlands!

Slide 29 - Tekstslide

de juiste plek :
een groot, wit huis
A
une grande blanche maison
B
une grande maison blanche
C
une blanche maison grande
D
une maison blanche grande

Slide 30 - Quizvraag

de juiste plek en de juiste vorm:
twee kleine, grijze auto's (vrl)
A
deux petites gris voitures
B
deux voitures petits et grises
C
deux petites voitures grises
D
deux petite voitures gris

Slide 31 - Quizvraag

tu as compris?
oui
non
un peu

Slide 32 - Poll

En nu?
- na antwoord non en un peu: lees  blz 130 en 131  goed door en bekijk de uitleg op youtube (vind je in Gedeelde documenten), daarna maak je de opdrachten van de weekplanning.
Leer apprendre 5


- en na antwoord oui: maak de opdrachten van de weekplanning.

Leer apprendre 5

succes!

Slide 33 - Tekstslide