BGL - Oplossingsgericht coachen 2

Oplossingsgericht coachen 2
BGL - sessie 4
Welkom! Fijn dat jullie het allemaal weer hebben kunnen vinden. 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsBeroepsopleiding

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oplossingsgericht coachen 2
BGL - sessie 4
Welkom! Fijn dat jullie het allemaal weer hebben kunnen vinden. 

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud

Index computations
Oplossingsgerichte vragen stellen

Slide 2 - Tekstslide

Na het lezen van de literatuur - Dit kan ik al/ pas ik al toe/ ben ik goed in:

Slide 3 - Open vraag

index computations
Interne Toestand (Internal State = IS/ voeler):
De Interne Toestand verwijst naar onze gemoedsbeleving, naar hoe we ons voelen. Tevens geeft het de gemoedsbeleving weer van onze emoties.

Interne Processen (Internal Processes = IP/ denker):
De Interne Processen verwijzen naar het verloop van ons denkproces, naar onze ideeën, gedachten, assumpties en vooronderstellingen.

Extern Gedrag (External Behavior = EB/ doener):
Extern Gedrag verwijst naar de concreet waarneembare, meetbare acties en reacties.





Slide 4 - Tekstslide

Ik ben voornamelijk een...
denker-voeler
voeler-doener
doener-denker

Slide 5 - Poll

Wat maakt jou hierdoor sterk als coach?

Slide 6 - Open vraag

Wat is hierdoor een valkuil voor jou in de coaching?

Slide 7 - Open vraag

Hoe zou je deze valkuil kunnen ondervangen?

Slide 8 - Open vraag

Casus 1
C. merkt de laatste tijd dat zij en haar man, B., uit elkaar aan het groeien zijn. C. wordt enorm emotioneel als zij over dit onderwerp spreekt. Daarnaast slaapt ze de laatste tijd erg slecht en ligt ze wakker van het piekeren. C. kan wel 10 verschillende elementen uit haar huwelijk noemen die moeten veranderen. Ze kan hier moeilijk met haar man over spreken, hij ervaart namelijk geen problemen in hun huwelijk.  

Slide 9 - Tekstslide

Welk element heeft bij mevrouw C. de overhand?
A
intern proces
B
interne toestand
C
extern gedrg

Slide 10 - Quizvraag

Welk element heeft bij mijnheer B. de overhand?
A
intern proces
B
interne toestand
C
extern gedrag

Slide 11 - Quizvraag

Casus 2
H gaat trouwen en heeft twee zussen (L & A). A is kort geleden (1,5 jr.) gescheiden en heeft sinds een jaar een nieuwe vriend (R), maar heeft ‘m nog niet geïntroduceerd in de familie. H nodigt R dan ook niet uit voor de bruiloft. Gedurende de 2 opvolgende maanden wordt er door de rest van het gezin af en toe aan gerefereerd, en de druk wordt opgevoerd met uitspraken als “A zei iets waardoor ik denk dat ze R gaat meenemen naar de bruiloft” en “Je kan het niet maken om hem niet uit te nodigen”. En A begint zelfs over samenwonen met R. H gaat zich steeds minder lekker voelen bij de situatie, en vertelt: “Ik ken R helemaal niet. Ik hoor alleen maar verhalen dat hij een beetje een vreemde snuiter is. Ik vind de relatie en de intensiteit hiervan veel te snel gaan voor de kinderen, die nog moeten wennen aan de scheiding zelf en hun nieuwe stulpje (een behoorlijk opknaphuis, wat ook al onrust geeft). Ook R blijkt een corona-wappie, wat een gevoelig onderwerp is in de familie. Ik ken R helemaal niet. Straks staat hij vooraan in alle foto’s omdat hij de partner van A is, terwijl hij nog helemaal geen onderdeel van het gezin is. Ik wil graag dat A mijn vrienden wat beter leert kennen in plaats van dat mijn bruiloft het platform gaat zijn waar zij haar nieuwe vriend gaat introduceren aan iedereen. We vragen lang niet alle partners om mee te komen, dus waarom R wel? Maar, A is mijn zus. Hoe zou ik het vinden als ik in haar schoenen zou staan? Natuurlijk zou het leuk zijn als je partner mag komen, maar ík heb geen band met ‘m. Als R komt, dan weet ik nog wel een heel stel dierbare vrienden die we liever uitnodigen. Ik heb R niet op de uitnodiging gezet, dus A had míj moeten benaderen i.p.v. ik haar om het hierover te hebben. Maar straks neemt A R gewoon mee. Het is toch mijn bruiloft.”

Slide 12 - Tekstslide

Welk element heeft bij H. de overhand?

A
intern proces
B
interne staat
C
extern gedrag

Slide 13 - Quizvraag

Op welk element probeer haar familie te appelleren?
A
intern proces
B
interne staat
C
extern gedrag

Slide 14 - Quizvraag

index computations
Denk in groepen van 3-4 na over een mogelijke casus. 
Iedere groep bedenk een voorbeeld waarin een coachee teveel voorkeur toekent aan één van de drie elementen: 
- Extern gedrag
- Interne processen
- Interne toestand

Slide 15 - Tekstslide

Noteer hier de casus die jullie hebben bedacht.
Noteer er ook bij welk element de voorkeur heeft.

Slide 16 - Open vraag

Mag ik je vragen eerst iets over jezelf te vertellen? getrouw, verliefd, verloofd? Kinderen? Werk? Vertel me maar wat over de buitenkant.
Deze specifieke openingsvraag is een primer waarmee we zonder woorden aangeven dat we meer in de mens achter de cliënt geïnteresseerd zijn dan in zijn problemen.

- permissief (mag ik), impliceert ruimte voor meer (eerst), weinig verwachtingen (iets), feitenkennis (status, werk), geeft interesse aan in de leefwereld (buitenkant). 

Slide 17 - Tekstslide

Denk terug aan de coachee van zojuist, teveel aandacht aan interne processen. Wat zou een goede vervolgvraag zijn om nu aan deze coachee te stellen?

Slide 18 - Open vraag

Wat hebben we nu gedaan?
- Hebben jullie door dat jullie geprimed werden met de eerste vraag?
- Jullie zijn je verder bewust geworden van jouw eigen kernkwaliteiten en valkuilen als coach. 
- Jullie hebben geoefend met het herkennen van en inspelen op index computations. 

Slide 19 - Tekstslide

Wie is er, strikt gezien, tijdens de sessies verantwoordelijk voor de inhoud?
A
coach
B
coachee
C
beiden

Slide 20 - Quizvraag

Wie is er, strikt gezien, tijdens de sessies verantwoordelijk voor het proces?
A
coach
B
coachee
C
beiden

Slide 21 - Quizvraag

Zet de stappen van de zevenstappendans in de goede volgorde: 
stap 1

stap 2
stap 3
stap 4

stap 5
stap 6
stap 7

Slide 22 - Sleepvraag

Discussie: Alle coaching moet een doel hebben.
ja
nee
hangt af van de coachee
anders

Slide 23 - Poll

Discussie: Ik ben een "luie" coach.
ja
nee
hangt af van de coachee
anders

Slide 24 - Poll

Kun je twee opdrachten uit de literatuur noteren die naar jouw idee heel goed aansluiten op jouw praktijk? 
Kun je een opdracht opschrijven die je uitdagend vindt? Waar je nog mee wilt oefenen. 

Slide 25 - Tekstslide

Twee opdrachten die je zo zou kunnen toepassen, één opdracht die nog een uitdaging is.

Slide 26 - Open vraag