Les 5

Ecologie
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Ecologie

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Paragraaf 3
Samen werken aan een opdracht. 
afsluiting: de mens op een onbewoond eiland

Slide 2 - Tekstslide

Paragraaf 3 individu
prg 4= populatie
prg 5, 6 en 7= ecosysteem

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling
1. Wat is een verspreidingsgebied?
2. Wat is een toleratiegebied (toleratiegrens)
3. Wat is een klimaat?
4. wat is een macroklimaat?
5. wat is een microklimaat?
6. wat is het voordeel van dieren met een constante temperatuur?

Slide 4 - Tekstslide

Abiotische factoren in een klimaat:
- temperatuur
- licht
-lucht
- water
- bodemgesteldheid

Slide 5 - Tekstslide

Licht
Waar hebben planten licht voor nodig?

Zonplanten= hoge lichtintensiteit (open veld, woestijnen of steppen)

Schaduwplanten= beperkte lichtintensiteit (bossen)

Slide 6 - Tekstslide

Daglengte
Lengte van de dag heeft invloed op planten en dieren, vooral op de voortplanting. 

Planten= krijgen bloemen wanneer de daglengte een bepaald aantal uur is.

vissen, amfibieën en vogels= tijdstip van paring en de eileg wordt beïnvloed door daglengte. Bij vogels ook invloed op de vogeltrek.

Slide 7 - Tekstslide

lucht
vooral invloed op planten:
- zorgt voor bestuiving en verspreiden van zaden bij windbloemen.
- bevat zuurstof/ koolstofdioxide.
Maar ook op mensen:
- bevat zuurstof/ koolstofdioxide
- luchtvervuiling

Slide 8 - Tekstslide

Water
In zee zijn de abiotische factoren redelijk constant

oppervlakte water niet i.v.m. grote schommelingen van temperatuur of samenstelling van het water bv zuurstofgehalte of zoutgehalte. 

Wat gebeurd en met de dynamiek in een sloot bij veranderende abiotische factoren?

Slide 9 - Tekstslide

Water en planten
Landplanten:
- hebben een waslaagje (cuticula) en huidmondjes
vochtig klimaat= veel huidmondjes en dunne cuticula
Droog klimaat= weinig huidmondjes en dikke cuticula
Waterplanten:
- klein of geen wortelstelsel
- zout waterplanten zelfde bouw als planten in droog klimaat

Slide 10 - Tekstslide

Water en dieren
Waterdieren:
- zuurstofgehalte en zoutgehalte zijn belangrijk
- stromend water heeft een hoger zuurstofgehalte
- je hebt zoetwaterdieren en zoutwater of beide (hebben speciale aanpassingen)

Landdieren:
- amfibieën, slakken en wormen kunnen door hun huid heen water verdampen. Daarom hebben ze vochtige plekken nodig tegen uitdroging. 
- Dieren in warme gebieden hebben geconcerteerde urine tegen uitdroging. Ook weinig verdamping bij uitademing. 

Slide 11 - Tekstslide

Bodemgesteldheid
Water loopt sneller door zand dan klei, aangezien klei grote bodemdeeltjes heeft.

klei is vruchtbaarder dan zand, aangezien klei zouten beter vasthoudt, maar wortels kunnen er moeilijker in wortelen

 afbeelding 14

Slide 12 - Tekstslide

humus 
organische en anorganische stoffen + microorganisme
De microorganisme zetten de stoffen om in voedingszouten (mineralen). Dit is voor planten belangrijk.

humus is ook belangrijk voor de bodem:
humus houdt bij zand water vast
zorgt bij klei ervoor dat de wortels beter kunnen wortelen
Zorgt ervoor dat regen en mineralen niet uitspoelen. (Zodat de bodem niet voedselarm wordt).

Slide 13 - Tekstslide

Veel abiotische factoren hebben invloed op de soortensamenstelling van een ecosysteem.
- grondwaterstand lager door drinkwater > minder vochtige grond > andere planten > andere dieren
- ph > andere planten > andere dieren
- mineraal concentratie (nitraatzouten, zinkzouten en kalk) > andere planten > andere dieren



Slide 14 - Tekstslide

Zoek samen op je mobiel/in je boek naar voorbeelden van planten/dieren met een specifieke leefomgeving. Welke kenmerken zie je (of zie je niet maar hebben ze wel) waardoor ze geschikt zijn voor deze leefomgeving?
Keuze:
Zoek 2 planten die zijn aangepast aan een donkere omgeving.
Zoek 2 dieren die zijn aangepast aan een warme omgeving.
Zoek 2 dieren die zijn aangepast aan een koude omgeving.
Zoek 2 planten die zijn aangepast aan een voedingsstof-arme bodem
Zoek 2 planten die zijn aangepast aan sterke wind
Zoek 1 plant die is aangepast aan zout water (waterplant)
Zoek 1 dier dat is aangepast aan zout water.


Slide 15 - Tekstslide


Nadenken:
Omschrijf een gebied wat ideaal is voor de mens om te kunnen overleven denk aan biotische en abiotische factoren.


(je hebt echt ALLEEN natuur producten!!).

Slide 16 - Tekstslide

Omschrijf een gebied wat ideaal is voor de mens om te kunnen overleven denk aan biotische en abiotische factoren.

(je hebt echt ALLEEN natuur producten!!).

Slide 17 - Open vraag