P2 Het bijvoeglijk naamwoord

H5 KT Taalverzorging - het bijvoeglijk naamwoord

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

H5 KT Taalverzorging - het bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
woordsoorten:
Je kunt een lidwoord in de zin herkennen.
Je kunt zelfstandige naamwoorden in de zin aanwijzen.
Je kunt bijvoeglijke naamwoorden in de zin aanwijzen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een lidwoord?

Slide 3 - Open vraag

Wat is een 'fiets' voor soort woord?
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Quizvraag

Wat is 'de' voor soort woord?
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bepaald lidwoord
D
onbepaald lidwoord

Slide 5 - Quizvraag

Lidwoorden
  • De (bepaald lidwoord BLW)
  • Het (bepaald lidwoord BLW)
  • Een (onbepaald lidwoord OLW)


Lidwoorden horen altijd bij een zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het woordje 'de' in deze zin:
De jongen deed goed zijn best.
A
BLW
B
OLW
C
ZN
D
Geen van alle

Slide 7 - Quizvraag

Het zelfstandig naamwoord
• Alle woorden waar je 'de', 'het' en 'een' voor kunt zetten
• Mensen, namen, dieren, dingen, plaatsnamen, etc.


• Je kunt het er een verkleinwoord van maken (tje of je).

Slide 8 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
mensen, dieren, dingen, planten

je kan er meestal een lidwoord voor zetten: de lucht, het boek
namen zijn ook zelfstandige naamwoorden: Karin, Disney, Noordik, Vroomshoop, Overijssel

Slide 9 - Tekstslide

Hij toonde een kaart met de route van de orkaan.

lw = 
zn = 

Slide 10 - Tekstslide

Hij toonde een kaart met de route van de orkaan.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het zelfstandig naamwoord in deze zin:
Het meisje lette goed op.
A
Het
B
meisje
C
lette op
D
goed

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video

Leerdoelen:
Ik kan/weet  

  •  de korte en de lange vorm van bijvoeglijke naamwoorden spellen 
  •  stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden spellen

Slide 14 - Tekstslide


Wat is een bijvoeglijk naamwoord?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord (zn).

  • 1B is een leuke klas.
  • Die grappige Willem weet het altijd beter.
  • Ons vakantiehuis is prachtig.

Slide 15 - Tekstslide

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?

Die gekke Tommy gooide zijn nieuwe iPhone zo in de grijze afvalbak.

Slide 16 - Open vraag


Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Vaak komt er een -e achter het woord (lange vorm), maar niet altijd (korte vorm).

  • Een leuke klas / De klas is leuk.
  • De grappige jongen / De jongen is grappig.
  • Het prachtige vakantiehuis / Een prachtig vakantiehuis.

Slide 17 - Tekstslide


Wanneer kort? Wanneer lang (met -e)?







Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Een mooi meisje                      Een mooie jongen

Een groot huis                          Een grote flat

Waarom is dat?

Slide 18 - Tekstslide


Wanneer kort? Wanneer lang (met -e)?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Kort:
  • Na het lidwoord ‘een’ als het woord onzijdig is (een het-woord is)
     Een groot vakantiehuis // Een mooi gerecht
  • Als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat.
     Die scholier is fantastisch. // Het huis is schitterend.

Lang:
  • Na het lidwoord ‘de’ en ‘het’.
     De grote jongen // Het mooie gerecht
  • Na het lidwoord ‘een’ als het woord mannelijk of vrouwelijk is (een de-woord is).
     Een leuke vriendin // Een fantastische show
  • Als er geen lidwoord voor een woord in het meervoud staat.
     Slimme leerlingen // Grote groepen

Slide 19 - Tekstslide


Hoe schrijf je de lange vorm?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
De lange vorm:
  • Zet een -e achter het woord: mooi, mooie / fijn, fijne


  • Verdubbel de laatste letter en zet een -e achter het woord: fris, frisse /     glad, gladde / wit, witte
  • Dubbele klinker? Haal een a, e, o of u weg en zet een -e achter het   woord: traag, trage / leeg, lege / dood, dode / zuur, zure.​
  • Verander een -f in een -v- of een -s in een -z- en zet een -e achter het         woord: lief, lieve / naïef, naïeve / grijs, grijze / vlekkeloos, vlekkeloze

Slide 20 - Tekstslide


Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Is het bijvoeglijk naamwoord een materiaal (stof), dan schrijf je het bijna altijd met -en.

  • De gouden beker
  • De papieren versie
  • Het katoenen shirtje
  • De wollen sjaal

Let op: bij 'moderne stoffen' en stoffen met een naam geleend uit een andere taal is er vaak geen uitgang met -en.

  • De plastic stoel
  • De suède jas
  • De corduroy broek

Slide 21 - Tekstslide


Samen oefenen




Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

  1. Jerry draagt een (stoer) jasje.
  2. Want hij is een (cool) jongen.
  3. Hij heeft het gekregen van zijn (lief) moeder.
  4. Die (zilver) mouwen zijn echt heel dope.
  5. Ik heb (metaal) velgen gekocht voor mijn racefiets.



  • Pak pen & papier
  • Noteer de juiste vorm
  • Je hebt 2 minuten de tijd

timer
2:00

Slide 22 - Tekstslide


Samen oefenen - nakijken




Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

  1. Jerry draagt een stoer jasje.
  2. Want hij is een coole jongen.
  3. Hij heeft het gekregen van zijn lieve moeder.
  4. Die zilveren mouwen zijn echt heel dope.
  5. Ik heb metalen velgen gekocht voor mijn racefiets.



Slide 23 - Tekstslide

Spelling - bijvoeglijk naamwoord
QUIZ 

Slide 24 - Tekstslide

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hans en Marije hebben een (groot) probleem.
A
grote
B
groten
C
groote
D
groot

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hij knalde op de (beton) paaltjes.
A
betonne
B
betonnen
C
betonen
D
betone

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat (raar) jong heeft mijn stuntstep gestolen.
A
rare
B
raare
C
raren

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat is een (prachtig) uitvoering.
A
prachtig
B
prachtigen
C
prachtige

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Wat een (bizar) vertoning!
A
bizarre
B
bizar
C
bizare

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Die jongen droeg een (zijde) jurk.
A
zijde
B
zijden

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Wat een (gezellig) familie is dat geworden.
A
gezellig
B
gezellige
C
gezelligen

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Het was een (druk) bedoening in het Vondelpark.
A
druk
B
druke
C
drukke

Slide 32 - Quizvraag


Aan de slag!




Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Je kunt nu beginnen aan de opdrachten in Nieuw Nederlands. 

T-HAVO > Cursus 7 Spelling > $ 3 Bijvoeglijk naamwoord
               >  Opdracht  1 t/m 4 af in de klas.
               >  Klaar? Ga verder met opdracht 5 en 6 (dit is ook het huiswerk)

H-VWO > 7e editie!  
              > Cursus 7 Spelling > $ 2 Bijvoeglijk naamwoord
              > Opdracht 1 - 2 - 5 af in de klas
              > Klaar? Ga verder met opdracht 4 - 6 - 7  (dit is ook het huiswerk)

                   




Slide 33 - Tekstslide

HUISWERK di 8 november
T-HAVO > Cursus 7 Spelling $3 Bijvoeglijk naamwoord   
                 > Opdracht 5 (1-2-3) + 6  (alleen 1)

H-VWO > 7e Editie!
                > Cursus 7 Spelling $2 Bijvoeglijk naamwoord 
                > Opdracht 4 + 6 + 7                

Het huiswerk wordt gecheckt!

Slide 34 - Tekstslide