Question Tags A10

Question Tags
Korte vraagjes

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Question Tags
Korte vraagjes

Slide 1 - Tekstslide

Question Tags
Grammar is cool, isn't it?

Een question tag is de korte vraag aan het einde van de zin. 
Je vraagt eigenlijk: 'klopt dat?' of 'Ben je het ermee eens?' 
In het Nederlands gebruik je dan: 'vind je niet?', 'toch?', 'hè?' 
 In het Engels zijn er regels voor het maken van deze  
question tags. 

Slide 2 - Tekstslide

Question Tags
Hoe maak je een question tag? 
De belangrijkste regel: 
 
Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (-) 
Na een ontkennende zin (-) is de tag bevestigend (+)

Slide 3 - Tekstslide

Question Tags
Voorbeelden: 
He is a teacher at this school, isn't he? 
(Zin voor de komma = + dus na de komma = - ) 
 
They can't speak Dutch, can they? 
(zin voor de komma = - dus na de komma = + )

Slide 4 - Tekstslide

Beantwoord de volgende meerkeuzevragen door de juiste question tag te kiezen. 

Slide 5 - Tekstslide

He is a good singer, …………?
A
is he
B
is he
C
isn't he
D
he isn't

Slide 6 - Quizvraag

They aren't married,.....?
A
are they
B
aren't they
C
they are
D
they aren't

Slide 7 - Quizvraag

You walk an hour every day, ……?
A
do you
B
don't you
C
walk you
D
walken't you

Slide 8 - Quizvraag

He can help you,...….?
A
can he
B
he can't
C
he can
D
can't he

Slide 9 - Quizvraag

It's great that you're here, …..?
A
isn't it
B
is it
C
are you
D
aren't you

Slide 10 - Quizvraag

Harry drives an expensive car, ……….?
A
does he
B
doesn't he
C
drives he
D
drivesn't he

Slide 11 - Quizvraag

Janice doesn't like you, ……..?
A
she does
B
doesn't she
C
does she
D
she doesn't

Slide 12 - Quizvraag

You guys talked for hours last night, …..?
A
did you
B
didn't you
C
talked you
D
talkedn't you

Slide 13 - Quizvraag

He didn't tell you he is back, ………?
A
did he
B
didn't he
C
he did
D
he didn't

Slide 14 - Quizvraag

Question tags
  • Als je een question tag wilt maken moet je werkwoorden uit het eerste deel van de zin herhalen.  
  • Dit zijn de vormen van het werkwoord to be (am/is/are) of hulpwerkwoorden (can, have, should, could, would
  • Als deze woorden niet in het eerste gedeelte staan moet je do/does of did gebruiken in de question tag. 
  • (do/does = tegenwoordige tijd en did = verleden tijd)

Slide 15 - Tekstslide

Question Tags
Voorbeelden:

They are working hard, aren't they?  
You can speak English, can't you? 
We need to study this for the test, don't we?  
They work together, don't they? 
She sings in that pop group, doesn't she? 

Slide 16 - Tekstslide

Question tags
  • Naast dat je het werkwoord uit het eerste gedeelte herhaalt moet je ook het onderwerp herhalen. 
  • Het onderwerp van de zin moet je soms vervangen door I, you, he, she, it, we, of they.
  • Staat er een naam of bijvoorbeeld 'The boy' of 'The girl' dan moet je in de question tag he of she gebruiken. 

Slide 17 - Tekstslide

Question tags
Voorbeelden: 

She plays the piano quite well, doesn't she?  
Karen is quite a good singer, isn't she? 
They aren't at home, are they?  
A  stray cat drank all the milk, didn't it? 
Brad and Brenda are married, aren't they? 

Slide 18 - Tekstslide

Exercise 2
Nu volgen er een aantal open vragen. 
Je moet zelf de question tag maken. 
Lees de zin voor de komma goed en maak de question tag. 
Succes!

Slide 19 - Tekstslide

Vera is Bob's sister, ……..?

Slide 20 - Open vraag

You aren't family, …….?

Slide 21 - Open vraag

They could help you with that, ……?

Slide 22 - Open vraag

Miss Noé explains the grammar, …….?

Slide 23 - Open vraag

George isn't a big football fan, ………?

Slide 24 - Open vraag

Question Tags: Samenvatting
  • Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (-)  
  • Na een ontkennende zin (-) is de tag bevestigend (+) 
  • Je herhaalt de vorm van het werkwoord to be (am/is/are) of hulpww (can, have, Should, could, would).  
  • Geen hulpww dan do/don't, does/doesn't of did/didn't.
  • Je herhaalt het onderwerp. Soms moet je dit vervangen door  he, she, it, we, you, they. 

Slide 25 - Tekstslide