historisch overzicht

Wat is geen oorzaak van het optimisme in West-Europa rond 1900
A
toename mobiliteit
B
opkomst televisie
C
betere gezondheidszorg
D
modern-imperialisme
1 / 27
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat is geen oorzaak van het optimisme in West-Europa rond 1900
A
toename mobiliteit
B
opkomst televisie
C
betere gezondheidszorg
D
modern-imperialisme

Slide 1 - Quizvraag

Welke oorzaak van WOI herken je in de afbeelding?
A
militarisme
B
kolonialisme
C
bondgenootschappen
D
vijandbeelden

Slide 2 - Quizvraag

Welk van land hoorde tijdens WO1 niet bij de Centralen?
A
Duitsland
B
Oostenrijk-Hongarije
C
Ottomaanse Rijk
D
Rusland

Slide 3 - Quizvraag

Welk kenmerk van WO1 herken je op de afbeelding?
A
loopgravenoorlog
B
twee frontenoorlog
C
propaganda
D
censuur

Slide 4 - Quizvraag

wanneer vond WO1 plaats?
A
1900-1914
B
1910-1918
C
1939-1945
D
1914-1918

Slide 5 - Quizvraag

In welke Franse plaats werd de vrede van WOI getekend?
A
Versailles
B
Weimar
C
Parijs
D
Verdun

Slide 6 - Quizvraag

Wat is geen strafbepaling uit het Verdrag van Versailles?
A
afzetten Duitse Keizer Wilhelm II
B
demilitarisatie Rijnland
C
herstelbetalingen
D
inleveren kolonies

Slide 7 - Quizvraag

Wat was de positie van Nederland tijdens WOI?
A
bondgenoot van de Centralen
B
Bondgenoot van de Geallieerden
C
Eerst neutraal, later bondgenoot geallieerden
D
Neutraal

Slide 8 - Quizvraag

Hoe heet de periode tussen WOI en WOII?
A
Between Wars
B
het Twintig Jarig Bestand
C
Interwars
D
Interbellum

Slide 9 - Quizvraag

Welk onderdeel van de Nederlandse politiek om de crisis aan te pakken herken je op de afbeelding?
A
stempelen
B
aanpassingspolitiek
C
neutraliteitspolitiek
D
werkverschaffingsprojecten

Slide 10 - Quizvraag

Hoe heette de politieke partij van Adolf Hitler?
A
NSDAP
B
NSB
C
SDAP
D
SS

Slide 11 - Quizvraag

Het controleren van de pers door de overheid is een kenmerk van Duitsland ten tijde van Adolf Hitler. Van welk begrip is dit een omschrijving?
A
totalitaire staat
B
propaganda
C
indoctrinatie
D
censuur

Slide 12 - Quizvraag

waar is de afbeelding een voorbeeld van?
A
censuur
B
indoctrinatie
C
propaganda
D
herbewapening

Slide 13 - Quizvraag

Met welke gebeurtenis startte WOII?
A
aanval van Duitsland op Polen
B
Aanval van Duitsland op Nederland
C
Aanval van Duitsland op de Sovjet Unie
D
Aanval van Duitsland op Frankrijk

Slide 14 - Quizvraag

wie zie je op de afbeelding
A
Hitler
B
Stalin
C
Mussert
D
Colijn

Slide 15 - Quizvraag

Door welke gebeurtenis gingen de VS deelnemen aan WOII?
A
Pearl Harbor
B
D-Day
C
Onbeperkte duikbotenoorlog
D
bombardement Rotterdam

Slide 16 - Quizvraag

Wanneer vieren we in Nederland dat we in vrede leven?
A
4 mei
B
5 mei
C
10 mei
D
15 mei

Slide 17 - Quizvraag

De Russische revolutie vond plaats in
A
1917
B
1919
C
1922
D
1924

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent de Koude Oorlog?
A
Een oorlog gevoerd in een koude periode
B
Een oorlog waarin veel actie ondernomen wordt
C
Een oorlog waarin weinig actie ondernomen wordt
D
Een oorlog in de winter.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de Marshallhulp?
A
Hulp aan arme kinderen in Afrika
B
Hulp van de VS aan Europa na de 2e wereldoorlog.
C
Hulp voor militairen
D
Hulp voor de SU tijdens de Koude Oorlog.

Slide 20 - Quizvraag

Welke uitspraak over de Cubacrisis is juist?
De Cubacrisis is
A
de aanleiding voor de communistische revolutie op Cuba.
B
de oorzaak van het invoeren van hervormingen in communistisch Cuba.
C
de reden voor militaire steun van de Verenigde Staten aan Cuba.
D
het gevolg van het plaatsen van raketinstallaties op Cuba.

Slide 21 - Quizvraag

Welke bewering over de Blokkade van Berlijn is juist?
A
Als gevolg van de blokkade zocht Stalin toenadering tot het Westen.
B
De aanleiding was een bezoek van president Kennedy aan Berlijn.
C
De oorzaak was de dreiging van de NAVO met een wapenwedloop tegen de Sovjet-Unie.
D
Door de luchtbrug ontstond in West-Berlijn geen hongersnood.

Slide 22 - Quizvraag

Welke gebeurtenis wordt meestal gezien als het einde van de Koude Oorlog?
A
De val van de Berlijnse Muur (november 1989)
B
De eenwording van Duitsland (oktober 1990)
C
Het einde van de Sovjet-Unie (december 1991)
D
De aanval op de Verenigde Staten (september 2001)

Slide 23 - Quizvraag

Welke bewering over de politiek van Gorbatsjov is juist?

Gorbatsjov wilde
A
afschaffing van het communisme.
B
hervorming van het communisme.
C
uitbreiding van de macht van de Sovjet-Unie.
D
versterking van de staatsbedrijven.

Slide 24 - Quizvraag

De belangrijkste instelling van de Verenigde Naties heet de Veiligheidsraad
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

In 1990 viel de Sovjet-Unie uit elkaar. Dit had grote gevolgen voor veel landen in Oost-Europa.

Welk gevolg geldt voor alle landen van Oost-Europa?
A
de invoering van de euro
B
de invoering van het kapitalisme
C
de toetreding tot de EU

Slide 26 - Quizvraag

De oorlog in Joegoslavië was ... dan de aanslagen in New York
A
vroeger
B
later

Slide 27 - Quizvraag