H10.1 Opgroeien

Opgroeien
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2,3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Opgroeien

Slide 1 - Tekstslide

De buidelmuis;
sekst zich dood!

( Suïcidale reproductie)
Australische wetenschappers hebben ontdekt waarom de mannetjes van sommige soorten buidelmuizen altijd sterven na het paringsseizoen.



Mannelijke Stuarts breedvoetbuidelmuizen copuleren tijdens het paarseizoen in sessies van twaalf tot veertien uur met verschillende vrouwtjes om zich van nageslacht te verzekeren.

Doordat alle vrouwtjes in dezelfde korte periode van voedselovervloed willen paren en met meerdere partners seks hebben, moeten de mannetjes zo veel energie investeren in seks dat ze uiteindelijk sterven.    



Wat is hier het nut van?

Slide 2 - Tekstslide

Waarom sterven wij niet direct nadat wij kinderen hebben gekregen?

Slide 3 - Open vraag

Levensfasen
De overstap van de ene levensfase naar de ander brengt met zich verandering mee. Je bent aan het ontwikkelen.
  • Lichamelijke ontwikkeling
  • Geestelijke ontwikkeling
  1. baby -> herkennen van gezichten
  2. peuter -> leren praten
  3. schoolkind -> leren schrijven, rekenen, enz.

Slide 4 - Tekstslide

Waardoor verander je?
We veranderen door Hormonen (regelstoffen)
  1. worden gemaakt door in hormoonklieren
  2. de Hypofyse is een belangrijke hormoonklier


Slide 5 - Tekstslide

Waardoor verander je?

Slide 6 - Tekstslide

Hoe groei je?

Slide 7 - Tekstslide

Hoe groei je?
Hoe werkt het groeihormoon:
  1. Hypofyse geeft groeihormoon af aan het bloed.
  2. Het hormoon komt via het bloed bij de verschillende lichaamscellen
  3. De cellen van de botten in je armen en benen reageren op de boodschap van het lichaam: ze gaan sneller delen, Door elke celdeling onstaant er 2 cellen.
  4. De cellen worden groter, dat heet celgroei. Als ze zijn uitgegroeid, kan elke cel opnieuw delen.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe groei je?
  • Hiernaast zie je welke botdelen in je lichaam groeien.
  • Botten groeien alleen:
  1. aan de uiteinden van de pijpbeenderen
  2.  in de wervelkolom
  3. bij de heupbeenderen
  4. de kraakbeencellen, die bevinden zich in de groeischijven.

Slide 9 - Tekstslide

Hoe groei je?
Meisjes en jongens maken beide groeihormonen aan. Toch zijn mannen over het algemeen langer dan vrouwen. Hoe is dit te verklaren?
  1. verschil ontstaat in puberteit
  2. groeispurt jongens begint later dan meisjes
  3. Groeispurt jongens duurt langer en is intensiever
  4. Ook zijn er verschillen in de botten die doorgroeien.
  • jongens -> bredere borstkas
  • meisjes -> bredere heupen

Slide 10 - Tekstslide

Puberteit

Slide 11 - Tekstslide

Geslachtskenmerk
  • Geslachtskenmerk: alle kenmerken waaraan je het verschil ziet tussen een jongen en een meisje.
  • Primaire geslachtskenmerken
  1. vanaf geboorte zichtbaar
  2. Jongens: penis en balzak
  3. meisjes: vagina en schaamlippen
  4. tot leeftijd 10 weinig verschil tussen jongen en meisje.

Slide 12 - Tekstslide

Geslachtskenmerk
  • Secundaire geslachtskenmerken
  1. lichamelijke verschillen die ontstaan in de puberteit: 10 - 16  jaar.
  2. Beiden: meer zweet- en talgklieren, okselhaar, schaamhaar, groei geslachtsorganen, snelle lengtegroei
  3. Jongens: Baardgroei (lagere stem), borsthaar, groei spieren, hoekiger lichaamsvorm, zaadlozing
  4. meisjes: rondere vormen, borstgroei, breder bekken en ongesteldheid

Slide 13 - Tekstslide

Geslachtskenmerk
  • Tertiaire geslachtskenmerken
  1. verschillen in kleding, denken en gedrag tussen jongens en meisjes
  2. kleding
  3. denken
  4. gedrag

Slide 14 - Tekstslide

Wat verandert er nog meer?
Groeispurt -> slungelig bewegen
Acne (jeugdpuistjes):
  • komt doordat je huid extra talg aanmaakt
  1. Talg: vettige stof die je huid beschermt en uit poriën naar buiten komt.
  • Bij te veel talg raken de poriën verstopt. -> mee-eters
  1. talgklieren ontstoken -> als er groei bacteriën is in talg. -> puistjes

Slide 15 - Tekstslide

Wat verandert er nog meer?
  • Zweet in de puberteit gaat meer ruiken, vooral onder oksels
  1. Zweetklieren onder oksels werken pas in de puberteit.
  2. Veel bacteriën -> zetten zweet om in andere stoffen -> bekende zweetgeur
  • Naast lichamelijke ook geestelijke ontwikkeling
  1. veranderende gevoelens (emoties)
  2. Ontwikkeling eigen identiteit -> wie ben ik? -> nemen van zelfstandige beslissingen.

Slide 16 - Tekstslide

Hormonen & puberteit
De hypofyse maakt geslachtshormonen waar geslachtsorganen op reageren.
  • Jongens: 
  1. zaadballen maken het mannelijk geslachtshormoon testosteron
  • Meisjes: 
  1. eierstokken maken het vrouwelijk geslachtshormoon oestrogeen

Slide 17 - Tekstslide

Wanneer ben je transgender?
  • Genderdysforie (gender-identiteitsstoornis): geslacht is niet gelijk aan gevoel en gedrag van een man of vrouw. 
  1. Transgender
  • Transseksueel: man wordt vrouw of vrouw wordt man. Dit omdat genderdysforie zicht sterk uit.
  • Travestiet ≠ genderdysforie

Slide 18 - Tekstslide

 Relaties

Slide 19 - Tekstslide

Welke relaties zijn er?
  • Contact: alles wat je met andere mensen doet.
  1. Kort contact: medewerker in een winkel
  2. lang contact: is intensief zoals ouders, broertjes/zusjes of vrienden.
  • Relaties: alle banden die je met mensen hebt.

Slide 20 - Tekstslide

Welke relaties zijn er?
  • Waarden: geven aan wat je belangrijk vindt
  1. Vb.: beleefd, eerlijk, behulpzaam, trouw, gastvrij en zelfbeheersing
  • Normen: geven aan wat je dan wel of niet doet.
  1. Vb.: bij waarde trouw hoort de norm vrienden niet in steek laten.
  • Bij elke waarde hoort een norm.

Slide 21 - Tekstslide

Waar vallen mensen op?
Iedereen kan verliefd worden.
  • Heteroseksueel: meisje wordt verliefd op jongen of andersom.
  • Homoseksueel: verliefd worden op iemand van hetzelfde geslacht.
  1. homo: jongen wordt verliefd op jongen
  2. lesbisch: meisje wordt verliefd op meisje
  • Biseksueel: je wordt verliefd op zowel jongens als meisjes.

Slide 22 - Tekstslide

Wat is met elkaar naar bed gaan?
  • Veel mensen die van elkaar houden, willen met elkaar...
    vrijen
  • Bij vrijen kan je elkaar laten klaarkomen, ook wel orgasme genoemd.
  • Jongens en meisjes kunnen beide klaarkomen
  1. Jongens: zaadlozing

Slide 23 - Tekstslide

Wat is met elkaar naar bed gaan?
Klaarkomen/orgasme kan door:
  • zelfbevrediging of masturbatie
  1. Door jezelf te strelen
  • geslachtsgemeenschap
  1. Je raakt opgewonden
  2. Jongens -> stijve penis en meisjes -> vagina wordt vochtig.
  3. Jongen schuift penis in vagina en beweegt heen en weer tot een orgasme.
  4. Jongens vaak orgasme. Meisje niet altijd, omdat clitoris buiten vagina zit.

Slide 24 - Tekstslide

Ziek van de liefde

Slide 25 - Tekstslide

Wat zijn soa's?
Soa: seksuele overdraagbare ziekte / geslachtsziekte
  • Infectieziekten die je door seks kunt krijgen.
  • besmettelijk  -> veroorzaakt door bacteriën en virussen.
  • bacteriën en virussen doorgegeven via:
  1. sperma
  2. vocht uit vagina
  3. bloed
  4. contact tussen slijmvliezen (zitten op penis, in de vagina, in de anus en in de mond)

Slide 26 - Tekstslide

Wat zijn soa's?
  • Soa vaak overgedragen door onveilig vrijen.
  1. seks zonder condoom -> enige voorbehoedsmiddel dat beschermt tegen soa's.
  • Hepatitis B, syfilis en hiv kan ook overgedragen worden
  1. via bloed
  2. moeder op kind tijdens zwangerschap, geboorte en via borstvoeding.
  • Geen soa van het aanraken van wc-bril, uit zelfde glas drinken of van het aanraken van deurknop.
  1. Via kleren, lakens of handdoeken kan je schaamluis en genitale wratten oplopen.

Slide 27 - Tekstslide

Wat zijn soa's?

Slide 28 - Tekstslide

Wat is aids?
Aids: soa dat nog niet te genezen is.
  • komt door hiv -> aidsvirus
  • hiv in bloed -> seropositief
  1. besmet, nog niet ziek.
  2. symptomen kan jaren duren voordat je krijgt.
  3. maakt witte bloedcellen stuk.
  • Seropositief -> hiv-remmers
  1. zorgt dat symptomen pas later komen.

Slide 29 - Tekstslide

Wat moet je doen als je een soa hebt?
Soa geeft volgende klachten:
  1. afscheiding uit de penis of vagina
  2. jeuk of branderig gevoel (bij het plassen)
  3. blaasjes, wratjes of zweertjes rond en in de penis of vagina.
  • Soa? -> direct naar huisarts of Centrum Seksuele Gezondheid.
  • Soa-test: dokter onderzoekt of je een soa hebt.
  • Heb je Soa? -> altijd doorvertellen met wie je seks hebt gehad.

Slide 30 - Tekstslide

Hoe voorkom je een soa?
Veilig vrijen -> kans op soa kleinst:
  1. elkaar  strelen, tongzoenen, knuffelen, elkaar met de hand bevredigen of jezelf bevredigen.
  2. Bij geslachtsgemeenschap altijd een condoom gebruiken.
  • klinkt simpel -> toch veel soa-infectie:
  1. denken dat degene met wie je vrijt geen soa heeft.
  2. je bent te verliefd en denkt er niet aan.
  3. Je vindt vrijen met condoom onprettig
  4. Je vindt het lastig om over een condoom te beginnen.

Slide 31 - Tekstslide

Waarom worden meisjes ingeënt tegen HPV?
HPV: veel voorkomen virus en wordt overgedragen door seksueel contact.
  • meer dan 100 typen van het virus.
  • meer dan 10 typen -> baarmoederhalskanker
  • 8 op 10 mensen raken besmet
  1. virus niet alleen op penis en in vagina, maar ook op de huid eromheen.
  • Meestal ruimt lichaam HPV op.
  1. soms blijft het virus in je lichaam -> na 15 jaar baarmoederhalskanker
  2. meisjes van 13 jaar oud worden ingeënt -> lichaam herkent virus en ruimt gelijk op.

Slide 32 - Tekstslide

Waarom worden meisjes ingeënt tegen HPV?

Slide 33 - Tekstslide




10.6 Hersenen veranderen 

Slide 34 - Tekstslide

De drie onderdelen van je hersenen

Slide 35 - Tekstslide

Zenuwcellen
100 miljard in je hersenen

  • Een kennislinkartikel rekent met 
  • 8000 zandkorrels per cm3
  • Dat is 80 miljoen zandkorrels per emmer.
  • 1250 emmers...
  • 12,5 kuub...

Slide 36 - Tekstslide

Hersencentra

Slide 37 - Tekstslide

Lymbisch systeem

Slide 38 - Tekstslide