4H thema 7 BS 1

Thema 7 Ecologie
Basisstof 1 Organismen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 7 Ecologie
Basisstof 1 Organismen

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Leerdoelen:
  • Je kunt beargumenteren wanneer je iets natuur noemt
  • Je kunt biotische en abiotische factoren binnen een ecosysteem benoemen
  • Je kunt de invloed van de belangrijkste abiotische factoren op organismen benoemen.

Programma:
  1. Wat is natuur?
  2. Organisatieniveaus van de ecologie
  3. Abiotische/biotische factoren
  4. Verspreidingsgebied vs. tolerantiegebied
  5. Zelf werken

Slide 2 - Tekstslide

Wat is natuur?
Dat is voor iedereen anders. 

Van Dale woordenboek: 
Natuur = dat wat de mens om zich heen ziet als niet door hem gewijzigd.

Zou je nieuwe natuur kunnen creëren?

Slide 3 - Tekstslide

Marker wadden
In 2016 is Natuurmonumenten gestart met de aanleg van een eilanden groep in het Markermeer om kwetsbare watervogels de ruimte te geven.


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

1. Zijn de Marker wadden 'natuur' volgens Van Dale?
2. Wat vind je zelf van de Marker wadden? Is het 'natuur'? Waarom wel/niet?

Slide 6 - Open vraag

Ecologie
= Deel van de biologie dat onderzoek doet naar de relaties tussen organismen en hun milieu (omgeving).

Verschillende takken:
  • Dierecologie
  • Plantecologie
  • Aquatische ecologie

Verschillende relaties tussen organismen en hun omgeving ...

Slide 7 - Tekstslide

Biotische en abiotische factoren
Alle omstandigheden die op een organisme invloed hebben = factoren

Biotische factoren 
= levende (en dode) factoren, zoals voedsel, soortgenoten en planten. 

Abiotische factoren 
= niet levende factoren, zoals het weer, 
de zon en aanwezigheid van water.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Organisatieniveaus van de ecologie

Slide 10 - Tekstslide

Noem ten minste drie abiotische factoren die mogelijk verschillen tussen een bos en heidegebied.

Slide 11 - Open vraag

Bodemdeeltjes
In zand kunnen de wortels makkelijker doordringen en wordt zuurstof beter vastgehouden
In klei houdt de bodem beter water vast.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Verspreidings-gebied
Het verspreidingsgebied (areaal) is het daadwerkelijke gebied op de kaart waar de soort voorkomt. Voorbeeld: verspreiding zandhagedis in Nederland.

Habitat = het leefgebied van een soort. De abiotische factoren bepalen of een gebied geschikt is als habitat.

Slide 15 - Tekstslide

Organisatieniveaus van de ecologie

Slide 16 - Tekstslide

Tolerantie
= vermogen van een organisme om schommelingen in een abiotische factor te verdragen. 
Tolerantie van verschillende soorten vissen voor zuurstofgebrek. Het krijgen van zuurstof is bij deze vissen de beperkende factor (zonder kunnen ze niet leven).
Het tolerantiegebied is het gebied tussen de minimum en maximum waarde van een abiotische factor waarbij een soort kan leven. 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wat is ecologie?
A
Het deel van biologie dat de opbouw van organismen onderzoekt.
B
Het deel van biologie dat gaat over voortplanting.
C
Het deel van de biologie dat relaties tussen organismen en hun milieu onderzoekt.
D
Het deel van biologie dat gedrag onderzoekt

Slide 22 - Quizvraag

Wat is geen biotische factor die invloed heeft op de reiger?
A
De temperatuur van het water dat koud aanvoelt
B
De vissen die als voedsel dienen
C
De grassen het water schoonmaken
D
De bodemdiertjes die als voedsel voor de vissen dienen

Slide 23 - Quizvraag

Takjes om een nestje te bouwen zijn een
A
biotische factor
B
abiotische factor

Slide 24 - Quizvraag

Merels en mussen, die leven in hetzelfde bos, behoren tot dezelfde populatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Een weiland is een ...
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
Populatie
D
Ecosysteem

Slide 26 - Quizvraag

Welk niveau van ecologie zie je hier?
A
Ecosysteem
B
Levensgemeenschap
C
Populatie
D
Individu

Slide 27 - Quizvraag

Door klimaatverandering warmt de zee op. Voor sommige organismen wordt de temperatuur op een bepaalde plek onaangenaam. Wat verandert er voor vissen?
A
Het tolerantiegebied verschuift
B
Het verspreidingsgebied verschuift

Slide 28 - Quizvraag