H7.7 Voedselproductie

Welkom
Ga rustig zitten
Voor deze les:
Boek, schrift op tafel
IPAD dicht op tafel  
Hoe zit het ook alweer:
In je locker:
  •  Telefoon
  • jas (of op de kapstok)

In het lokaal:
  • Opgeladen Ipad mee
  • Gevuld etui
  • Boeken en schrift mee
  • Steek vinger op bij vraag

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Ga rustig zitten
Voor deze les:
Boek, schrift op tafel
IPAD dicht op tafel  
Hoe zit het ook alweer:
In je locker:
  •  Telefoon
  • jas (of op de kapstok)

In het lokaal:
  • Opgeladen Ipad mee
  • Gevuld etui
  • Boeken en schrift mee
  • Steek vinger op bij vraag

Slide 1 - Tekstslide

vandaag
Herhalen les gisteren
7.7 uitleg
werken aan opdrachten
7.7 uitleg
werken aan opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Vorige les: Stikstofkringloop

Slide 3 - Tekstslide

Thema 7 Ecologie en Milieu
Basisstof 7 Voedselproductie

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Je kent manieren waarop een optimale productie van voedsel wordt verkregen
2. Je kent oorzaken en gevolgen van eutrofiëring van water en mogelijke oplossing daarvoor

Slide 5 - Tekstslide

Voedselproductie
  • Onze voedselproductie is relatief sneller dan onze bevolkingsgroei
  • Om onze bevolking van genoeg eten te voorzien is de manier van voedselproductie enorm efficient
  • Grote akkers met monoculturen en grote bedrijven met intensieve veehouderijen zorgen voor een enorme voedselproductie.

Slide 6 - Tekstslide

Monocultuur
Wisselcultuur

Slide 7 - Tekstslide

Bescherming
Insecten kunnen je oogst kaal vreten en bacteriën en virussen kunnen je vee massaal laten sterven

Om gewassen en vee te beschermen maken boeren gebruik van bestrijdingsmiddelen:
  • Chemische bestrijdingsmiddelen
  • Biologische bestrijdingsmiddelen

Slide 8 - Tekstslide

Chemische bestrijdingsmiddellen
Er zijn 2 verschillende soorten insecticiden:
  • Niet-soort specifiek (dood alle insecten)
  • Soortspecifiek (dood één specifieke soort)

Slide 9 - Tekstslide

Probleem pesticiden: Accumulatie
Sommige pesticiden zijn persistent: kan niet of zeer langzaam natuurlijk worden afgebroken

De pesticiden hopen op door de voedselketen heen: Accumulatie

De biomassa neemt af in ieder trofisch niveau, maar de hoeveelheid pesticide blijft gelijk.
Toppredator krijgt hierdoor teveel pesticide binnenen kan ziek worden.

Slide 10 - Tekstslide

Probleem insecticiden: resistentie

Slide 11 - Tekstslide

Biologische bestrijding
Gebruik maken van natuurlijke vijanden.

Voorbeeld: last van witte vliegen? 
Zet sluipwespen in om de witte vliegen uit te roeien 

Slide 12 - Tekstslide

Maken
7.7: opdracht 51 en 52
timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Bemesting
Planten hebben mineralen nodig:
  • nitraat
  • fosfaat
  • sulfaat
  • natrium
  • kalium
  • calcium

Mineralen verdwijnen uit de grond door uitspoeling, waarbij mineralen wegzakken met regenwater naar diepere lagen in de bodem.

Om de grond weer van genoeg mineralen te voorzien gebruiken boeren kunstmest of stalmest. Bij meer mest dan de planten op kunnen nemen is er sprake van overbemesting.

Slide 14 - Tekstslide

Eutrofiëring
Overbemesting kan leiden tot eutrofiëring van oppervlaktewater. 

Een deel van de mest spoelt met regen van het land af en komt terecht in oppervlaktewater.

De hoeveelheid mineralen in het oppervlaktewater neemt sterk toe






Slide 15 - Tekstslide

Stappenplan eutrofiëring
  1. Er is eutrofiëring: teveel mineralen in het water
  2. Door deze mineralen kunnen algen snel vermenigvuldigen: waterbloei
  3. De laag algen blokkeert de doorgang van zonlicht naar planten op de bodem, waardoor de bodemplanten niet aan fotosynthese kunnen doen. 
  4. De bodemplanten gaan dood en worden afgebroken door reducenten, die hierbij zuurstof verbruiken
  5. Zonder zuurstof gaan de vissen ook dood. 

Slide 16 - Tekstslide

Veredelen en fokken
Om voedselproductie te verhogen selecteren boeren de planten met de hoogste productie en planten die onderling verder voort. Dit noemen we veredelen (bij planten) en fokken (bij dieren).

Veredelen en fokken worden ook gebruikt om genetische eigenschappen van organismen te veranderen. 


Slide 17 - Tekstslide

maak opdrachten
56 en 57

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk
Maak opdracht 53 t/m 61 in de online methode

Slide 19 - Tekstslide

Toename CO2
  1. Fossiele brandstoffen liggen diep in de grond en zijn niet langer onderdeel van de koolstofkringloop.
  2. Doordat mensen de fossiele brandstoffen diep uit andere aardlagen halen en verbranden neemt de totale hoeveelheid CO2 toe.
  3. Die CO2 kan niet meer zo snel verdwijnen uit de kringloop

Slide 20 - Tekstslide

Broeikaseffect
1. Zonnestralen gaan richting de aarde
2. Een deel van de zonnestralen warmt de aarde op
3. Een ander deel wordt teruggekaatst naar de ruimte
4. Doordat de aarde opwarmt straalt de aarde ook warmte uit.
5. Door de atmosfeer wordt een deel van de warmtestraling van de aarde tegengehouden en teruggekaatst naar de aarde.
6. De atmosfeer voorkomt dat de aarde teveel afkoelt

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Waaruit bestaat de atmosfeer?
A
Organische stoffen zoals C6H12O6
B
Anorganische stoffen zoals CO2, CH4 en H2O

Slide 23 - Quizvraag

Welke stoffen komen vrij bij verbranding van fossiele brandstoffen?
A
Organische stoffen zoals C6H12O6
B
Anorganische stoffen zoals CO2, CH4 en H2O

Slide 24 - Quizvraag

Hoe worden gassen zoals CO2 en CH4 ook wel genoemd?

Slide 25 - Open vraag

Versterkt broeikaseffect
Het verbranden van fossiele brandstoffen leidt tot meer broeikasgassen in de atmosfeer waardoor de dichtheid van de atmosfeer toeneemt.

Doordat de dichtheid van de atmosfeer toeneemt wordt er meer warmtestraling van de aarde tegengehouden door de atmosfeer dan voorheen. Gevolg: de aarde warmt op 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Noem 3 gevolgen van het versterkte broeikaseffect

Slide 28 - Open vraag

Wat veranderd er eerst in ecosystemen door klimaatverandering?
A
Biotische factoren
B
Abiotische factoren

Slide 29 - Quizvraag

Hebben soorten in climaxecosystemen een hoge of een lage tolerantie?
A
Hoge tolerantie
B
Lage tolerantie

Slide 30 - Quizvraag

Mogelijke oplossingen
Probleem: teveel broeikasgassen

Oplossing: Minder broeikasgassen

Mogelijkheden:
  • Duurzame energiebronnen zoals wind, water en zon.
  • Biobrandstoffen die afkomstig zijn van biomassa. Biobrandstoffen worden niet gehaald uit diepe aardlagen en zijn onderdeel van kleine koolstofkringloop. Totale CO2 neemt dus niet toe. 

Slide 31 - Tekstslide