Werkwijze:
1. Maak 3 tallen: A: verteller B: luisteraar C: observant
2. Je zit met je rug tegen elkaar.
3. A vertelt wat hij op zijn stage heeft gedaan.
4. Let op zijn stemgebruik op: tempo , volume, intonatie en articulatie.
Let bij woordgebruik op als het begrijpelijk en correct Nederlands is.
5. B luistert
6. De observator ( C ) let op stemgebruik, woordkeus en maakt notities van
wat er goed is en wat beter kan.
7. Bespreek het gesprek na met behulp van de observaties van de observant (C) en nabespreken vragen.
8. Wissel de rollen na de bespreking af, totdat iedereen een beurt heeft
gehad.