3e GT 29 1e week

De opdrachten in het boek gaan over de kraamzorg. Wat is kraamzorg?
A
Alle zorg die tijdens en na de bevalling word gegeven door een kraamverzorgster.
B
Iemand die bij je thuis komt schoon maken na de bevalling
C
Zorg voor kinderen die naar de opvang komen.
D
Zorg voor (gezonde) voeding voor de bevalling
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

De opdrachten in het boek gaan over de kraamzorg. Wat is kraamzorg?
A
Alle zorg die tijdens en na de bevalling word gegeven door een kraamverzorgster.
B
Iemand die bij je thuis komt schoon maken na de bevalling
C
Zorg voor kinderen die naar de opvang komen.
D
Zorg voor (gezonde) voeding voor de bevalling

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer spreekt men van een zuigeling?
A
tussen de 6 maand en 2 jaar
B
tussen de 1 maand en 1 jaar
C
tussen de 0 dagen en 4 weken
D
tussen 4 dagen en 10 dagen

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke werkzaamheden voer je uit als kraamverzorgende?
wel
niet
zwangere vrouwen begeleiden tijdens hun zwangerschap
kraamvrouw, baby en gezin helpen
assisteren tijdens thuisbevalling
echo's maken

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een kraamvrouw?
A
Een vrouw die zorgt voor een baby
B
Een vrouw die net bevallen is
C
Een vrouw die veel kinderen heeft
D
Een zwangere vrouw

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Taak 4
Wat is empathie/inlevingsvermogen?

A
Een emotie
B
Je kunnen verplaatsen in de gevoelens van een ander
C
Geen gevoelens hebben
D
Dat je altijd vrolijk bent.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

 2/5 Reflexen
Grijpreflex: vingers sluiten
Loopreflex: stapbewegingen maken 
Schrikreflex: reactie op onverwachtse geluid/beweging 
Slikreflex: doorslikken
Zoekreflex:Wanneer je met je vinger over de wang van je baby strijkt, zal hij zijn hoofd naar je vinger toedraaien, zijn mond openen en zijn lippen om je vinger sluiten.
Zuigreflex:Zodra je baby iets in zijn mond voelt, zal hij gaan zuigen

Slide 7 - Tekstslide

Grijpreflex = Baby grijpt vinger met handpalm meteen vast
Loopreflex = Baby optillen onder oksels, benen zullen loopbewegingen maken
Schrikreflex = Plotselinge beweging > armen wijd open
Slikreflex = meteen voeden van melk
Zoekreflex = wang baby aanraken en deze zal op zoek gaan naar tepel
Zuigreflex = als de baby iets in de mond krijgt, begint deze gelijk te zuigen
(Laten zien met de babypop) 
2/8 Wat is converseren?
A
formeel bespreken
B
praatje maken
C
telefoneren
D
voedsel langer bewaren

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

borstvoeding 
- is hygienischer 
- Direct op goede temperatuur 
- is goedkoop 
- Heb je altijd bij de hand 
- Heeft afweerstoffen tegen ziekte 
-  helpt bij de hechting tussen moeder en kind 
- kans op tepelkloven
Fles voeding 
- Kan iedereen geven, niet alleen de moeder 
- Kun je op elke plek geven. 
- Geeft geen kans op borstontsteking of tepelkloven.
- Extra aandacht nodig om de hechting goed te krijgen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vandaag
Taak 1, 6, 7b tot 7e niet
Taak 2, discussiëren, opdr 7 niet
Taak 3, baby in bad doen
taak 4 baby fles maken, opdr 6 en 8e niet
taak 5, zover mogelijk maken


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taak 5 Pasgeboren baby
  • Apgar score (ademhaling, hartslag, spierspanning, huidskleur, prikkelreactie) max 2 punten per onderdeel.
  • Fontanel
  • Hielprik
  • gehoortest
  • RIVM

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies