Grammatik Kapitel 4
1 / 29
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Du... (dürfen)
A
darf
B
darfst
C
dürfen
D
darft
Slide 3 - Quizvraag
dürfen
A
durven
B
mogen
C
laten zien
D
komen
Slide 4 - Quizvraag
Wir....(dürfen)
A
darf
B
darfst
C
dürfen
D
dürft
Slide 5 - Quizvraag
er....(dürfen)
A
darf
B
darfst
C
dürft
D
dürfen
Slide 6 - Quizvraag
Saskia....(dürfen)
A
darf
B
darfst
C
dürfen
D
dürft
Slide 7 - Quizvraag
Ihr....(können)
A
kann
B
kannst
C
können
D
könnt
Slide 8 - Quizvraag
können
A
willen (wens)
B
moeten (kan niet anders)
C
moeten (van iemand anders)
D
kunnen
Slide 9 - Quizvraag
Sie (können) ..... alles.
A
kann
B
kannst
C
können
D
könnt
Slide 10 - Quizvraag
können - du ....
A
kannst
B
könnt
C
könnst
D
kennst
Slide 11 - Quizvraag
Wir (können) ..... alles.
A
kann
B
kannst
C
können
D
könnt
Slide 12 - Quizvraag
ik kan (können)
A
ich kan
B
ich kann
C
ich könne
D
ich könnst
Slide 13 - Quizvraag
Jullie mogen
A
Ihr könnt
B
Ihr dürft
C
Ihr müsst
D
Sie dürfen
Slide 14 - Quizvraag
mögen: er .....
A
mögt
B
mag
C
mögst
D
magt
Slide 15 - Quizvraag
mögen: er ...
A
mögt
B
mag
C
mögst
D
magt
Slide 16 - Quizvraag
mögen (du)
A
möchst
B
magtst
C
magst
D
mögen
Slide 17 - Quizvraag
Ihr ...... [mögen]
A
mögt
B
mögen
C
mogt
D
mogen
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Wat is het voltooid deelwoord van wohnen
A
gewohnen
B
gewohnt
C
gewohnd
D
gewoohnen
Slide 20 - Quizvraag
voltooid deelwoord van streicheln:
A
getreichelt
B
gestreichet
Slide 21 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen'?
A
gekaufen
B
gekauft
C
gekauftet
D
gekaufd
Slide 22 - Quizvraag
Voltooid deelwoord van 'machen'
A
gemacht
B
gemachen
C
gemachst
D
macht
Slide 23 - Quizvraag
voltooid deelwoord van spielen?
A
gespielt
B
gespielen
C
gespielte
D
gespielen
Slide 24 - Quizvraag
Het voltooid deelwoord van sein is:
A
gewest
B
gewezen
C
gewesen
D
geworden
Slide 25 - Quizvraag
Het voltooid deelwoord van haben is
A
gehabt
B
gehaben
C
gehast
D
gehabd
