Hoofdstuk 3, spelling werkwoorden

Welkom!
Fijn dat je er bent. Typ in de chat "aanwezig" om te laten weten dat je er bent. Meld je alvast aan bij LessonUp met de code linksonder in beeld en zet je webcam alvast aan.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Fijn dat je er bent. Typ in de chat "aanwezig" om te laten weten dat je er bent. Meld je alvast aan bij LessonUp met de code linksonder in beeld en zet je webcam alvast aan.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag?
  • Lesdoel
  • Uitleg spelling werkwoorden
  • Samen oefenen
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het einde van deze les kan je...
persoonsvormen in de tegenwoordige tijd op -d en -dt correct spellen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het zo moeilijk om een werkwoord goed te spellen als het op
-d of -dt moet eindigen?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke werkwoorden komt dit probleem voor?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg
-d of toch -dt?

Dit probleem komt alleen voor bij werkwoorden met een stam die eindigt op -d. Bijvoorbeeld:
  • worden
  • aanmelden
  • landen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meer van dit soort werkwoorden?

Slide 7 - Woordweb

Kunnen jullie nog meer werkwoorden noemen waarbij de stam op een -d eindigt?
Wanneer schrijf je een -d?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer schrijf je een -d?
  1. Als het onderwerp ik is. --> Ik word morgen zestien.
  2.  Als het onderwerp je/jij is en het staat achter de persoonsvorm. Word jij de nieuwe klassenvertegenwoordiger?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer schrijf je -dt?
In alle andere gevallen in het enkelvoud.
Dus: je/jij voor de persoonsvorm, hij/zij/het, de docent, het hondje, het huis, de kip, het vliegtuig enz.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer schrijf je -dt?
Jij wordt de nieuwe klassenvertegenwoordiger
Hij verbrandt altijd als de zon schijnt.
Het vliegtuig landt op Schiphol.
Het hondje wordt vandaag opgehaald uit het asiel.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk zelf een zin met een werkwoord dat op -dt eindigt.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Let op!
Bij werkwoorden zonder -d aan het einde van de stam, krijg je dus nooit een werkwoord eindigend op -dt.
Dus niet: verbouwen, verbouw-, *verbouwdt 

In de verleden tijd komt geen -dt voor!


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trucje!
Twijfel je over de juiste vorm?
Vervang het werkwoord in de zin met lopen!

Word/wordt jij morgen zestien?
Loop jij morgen zestien?
Geen -t achter loop, dus ook geen -t achter word!

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trucje!
Twijfel je over de juiste vorm?
Vervang het werkwoord in de zin met lopen!

Jort word/wordt maar niet volwassen.
Jort loopt maar niet volwassen.
Een -t achter loopt, dus een -t achter word. Jort wordt.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overzichtje
Je schrijft -d
Je schrijft -dt
Bij onderwerp ik
In alle andere gevallen in het enkelvoud
Bij onderwerp jij/je na de persoonsvorm

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen oefenen!
Pak je boek erbij op pagina 97, we maken samen opdracht 1.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen oefenen
We maken samen opdracht 4.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In hoe word/wordt je honderd? lees je tips voor een lang en gezond leven.
A
word
B
wordt

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verstuurd/verstuurdt/verstuurt dit bedrijf echt tienduizend kerstpakketten?
A
Verstuurd
B
Verstuurdt
C
Verstuurt

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de zomervakantie rond/rondt ik mijn opleiding tot zeilinstructeur af.
A
rond
B
rondt

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gelukkig vergoed/vergoedt/vergoet de verzekering de stormschade.
A
vergoed
B
vergoedt
C
vergoet

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom vind/vindt je zus haar baantje in de horeca niet leuk meer?
A
vind
B
vindt

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn ondeugende broertje beloofd/beloofdt/belooft telkens beterschap.
A
beloofd
B
beloofdt
C
belooft

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan nu persoonsvormen in de tegenwoordige tijd op -d en -dt correct spellen.
Ja
Bijna
Niet echt
Absoluut niet

Slide 25 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
Maak opdracht 2 op pagina 97.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zijn er nog vragen of opmerkingen?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Veel succes vandaag en tot donderdag!

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies