Nederlands Perron 3 Voorzetsel

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g
• Leerjaar 1

Nederlands (week 22) 

Perron 3

Voorzetsel

Terugblik

Tekstentoets - uitslag tevreden

Huiswerk opdracht 9 (verkleinvorm)

Vragen?

Volgende week sneltoets 

Verkleinwoorden

• De meeste verkleinwoorden zijn eenvoudig te maken:
  

 de bank - het bankje

de film - het filmpje

de tafel - het tafeltje

de slang - het slangetje

Verkleinwoorden

Verschillende verkleiningsuitgangen: 

-je - het veldje

-tje - het jaartje

-pje - het boompje

-etje - het gangetje

Verkleinwoorden oppassen

 

woorden eindigen op -ng

Schutting - schuttinkje

soms extra (mede)klinker

vlag - vlaggetje

auto - autootje

Onthouden!

machine - machientje

aspirine - aspirientje

jongen - jongetje

karbonade - karbonaadje

pudding - puddinkje

vlag - vlaggetje

Wat is het verkleinwoord van paard?

Wat is het verkleinwoord van pion?

Wat is het verkleinwoord van getal?

Wat is het verkleinwoord van schutting?

Lesdoel deze week:

Aan het einde van de les kun je voorzetsels herkennen en correct gebruiken.

Welke voorzetsel ken jij al?

Het voorzetsel

• korte woordjes
• voor of achter een zn en lw
•  ... de kast
• Voorbeelden:
• Op, in, naar, tegen, achter, onder, voor, tijdens, met, zonder, na, te

Welk woord is het voorzetel?
Hij liep in de tuin

1. Liep
2. in
3. de
4. tuin

Welk woord is het voorzetel?
Zij fietst naar school

1. fietst
2. zij
3. naar
4. school

Welk voorzetsel ontbreekt?
Hij woont ... de kerk.

1. in
2. op
3. over
4. naast

Welk voorzetsel ontbreekt?
De auto rijdt ... de straat.

1. onder
2. binnen
3. door
4. tegen

Wat is het voorzetsel in de volgende zin?
De trein uit Amsterdam komt om vier uur aan.

1. uit
2. aan
3. uit, om
4. om, aan

[...1...] de stad is een gracht. 

Je moet [...2...] de brug om aan de andere kant te komen. 

[...3...] de brug slapen wel eens mensen die geen huis hebben. Vooral [...4...] de zomermaanden. 

Vaak zijn dat toeristen [...2...] andere landen.

Sleep de voorzetsels naar de 

juiste plek in het verhaal.

rond

in

uit

onder

voor

over

bij

na

op

om

Huis/Thuiswerk

Perron 3 blz. 46 Opdracht 10, 11, 12

Evaluatie

Lesdoelen behaald?

Aan het einde van de les kun je voorzetsels herkennen en correct gebruiken.

Hoe ging de les? Wat kan er anders?