De Woordvolgorde in een Nederlandse Hoofdzin

De Woordvolgorde in een Nederlandse Hoofdzin
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De Woordvolgorde in een Nederlandse Hoofdzin

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het eind van de les kennen de leerlingen de woordvolgorde in een Nederlandse hoofdzin en weten ze wat inversie is.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over de woordvolgorde in een Nederlandse hoofdzin?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een hoofdzin?
Een hoofdzin is een zin die op zichzelf kan staan en een volledige gedachte uitdrukt.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Basiswoordvolgorde
De basiswoordvolgorde in een Nederlandse hoofdzin is: onderwerp-werkwoord-lijdend voorwerp.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Ik lees een boek.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inversie
Inversie is wanneer de volgorde van het onderwerp en het werkwoord wordt omgedraaid.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inversie bij een vraag
Bij een vraag wordt de volgorde van onderwerp en werkwoord omgedraaid.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld vraag
Lees jij een boek?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inversie bij een bijwoordelijke bepaling
Bij een bijwoordelijke bepaling wordt de volgorde van onderwerp en werkwoord omgedraaid.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld bijwoordelijke bepaling
Morgen lees ik een boek.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening 1
Herschrijf de zin: 'Zij speelt piano.' in de juiste woordvolgorde.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening 2
Herschrijf de vraag: 'Werk jij vandaag?' in de juiste woordvolgorde.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
De woordvolgorde in een Nederlandse hoofdzin is meestal onderwerp-werkwoord-lijdend voorwerp. Bij vragen en bijwoordelijke bepalingen wordt de volgorde omgedraaid.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen
Heb je nog vragen over de woordvolgorde in een Nederlandse hoofdzin?

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 16 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 17 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 18 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.