LJ2 Biologie H6, 6,2

Vak: Biologie 
Hoofdstuk 6, 6.2
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vak: Biologie 
Hoofdstuk 6, 6.2
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
Pak je lesboek van Biologie en open je boek op p. 189. 


Slide 2 - Tekstslide

2. Lesdoel +Leergebiedoverstijgende doelen
Aan het eind van deze les:
- Kun je een voedselketen en een voedselweb maken;
- Kun je de groepen organismen in de kringloop van stoffen onderscheiden;
- Kun je biologisch afbreekbaar afval en niet-biologisch afbreekbaar afval onderscheiden;

Leergebiedoverstijgende doelen:

Slide 3 - Tekstslide

3. Arrangementen + mini-check
Scoor je verdiept (8 of hoger) dan mag je zelfstandig aan het werk: 


De rest doet mee met de instructie

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn ' planteneters'?

Slide 5 - Open vraag

Wat is een ' voedselketen'?

Slide 6 - Open vraag

Wat is altijd de eerste schakel in een voedselketen?

Slide 7 - Open vraag

Wat zijn ' reducenten'?

Slide 8 - Open vraag

Wie maakt wat?
Had je alle vragen goed? Dan mag je zelfstandig aan het werk


De rest doet mee met de instructie 

Slide 9 - Tekstslide

4. Instructie
In de afbeelding zie je een weiland met enkele organismen. Je ziet een konijn van een paardenbloem eten. Konijnen zijn planteneters. Je ziet ook een wezel. Wezels vangen
konijnen en eten ze op.
Wezels zijn vleeseters

Slide 10 - Tekstslide

Paardenbloemen, konijnen en wezels vormen samen een voedselketen. Zie de afbeelding hiernaast. Een voedselketen is een reeks soorten waarbij elke soort voedsel is voor de volgende soort. Elke soort is een schakel in de voedselketen. De pijl betekent: wordt gegeten door. 

Slide 11 - Tekstslide

Verschillende manieren:
- Anticonceptiestaafje (implanon): ongeveer twee keer zo groot als een lucifer en wordt onder de huid in de bovenarm aangebracht. Elke dag geeft het staafje een kleine hoeveelheid hormonen af aan het lichaam. Het staafje kan 3 jaar blijven zitten. 
- Spiraaltje: wordt door een arts in de baarmoeder ingebracht. 
In een ecosysteem is er nooit maar één voedselketen. Elke soort kan door veel andere soorten worden gegeten. Alle voedselrelaties in een ecosysteem samen, noem je een voedselweb

Slide 12 - Tekstslide

Elke voedselketen begint met een plant. Planten maken voedsel voor mensen en dieren door fotosynthese. Daarom noem je planten producenten. Planten produceren voedsel doordat in de bladgroenkorrels fotosynthese plaatsvindt. 

Voor fotosynthese heeft een plant drie dingen nodig; water, licht (energie) en koolstofdioxide. Planten nemen water op uit de grond met hun wortels. Energie komt uit zonlicht. Koolstofdioxide is een gas in de lucht. Planten nemen koolstofdioxide op uit de lucht met hun bladeren. 

Water + koolstofdioxide + licht --> glucose + zuurstof 

Slide 13 - Tekstslide

- Producenten: planten. 
- Consumenten: dieren eten (consumeren) de energierijke stoffen die door planten zijn gemaakt. Dieren vind je in de tweede schakel of hoger. Dieren in de tweede schakel zijn planteneters. De dieren in de derde en volgende schakel zijn vleeseters. Alleseters kunnen voorkomen in de tweede schakel of hoger. In een voedselketen worden de producenten gegeten door consumenten van de eerste orde. Zij worden weer gegeten door de consumenten van de tweede orde, enzovoort. 
- Reducenten: een ander woord voor afbreken. Je noemt bacteriën en schimmels daarom reducenten.

Slide 14 - Tekstslide

Niet alle planten en dieren worden gegeten. Ze kunnen ook gewoon doodgaan. De dode resten van planten en dieren worden dan als voedsel gebruikt door afvaleters (zie de afbeelding). 

Slide 15 - Tekstslide



Planten nemen stoffen op. Planten gebruiken koolstofdioxide en water bij de fotosynthese. De mineralen gebruiken ze om van glucose weer andere stoffen te maken. Zo worden de stoffen in de natuur steeds opnieuw gebruikt. Stoffen van planten komen via dieren, afvaleters en reducenten uiteindelijk weer bij planten terecht. In de natuur maken alle stoffen een kringloop door. 

Slide 16 - Tekstslide

Biologisch afbreekbaar: dode resten van planten en dieren.

Niet-biologisch afbreekbaar: producten van glas, metaal steen en plastic.

Slide 17 - Tekstslide

5. Begeleid inoefenen
Intensief -->
Je maakt samen met de leerkracht opdracht 

Slide 18 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig opdracht ... op bladzijde 193.



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna pak je een boek en ga je in stilte lezen. 
timer
1:00

Slide 19 - Tekstslide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Kun je een voedselketen en een voedselweb maken?
Heb je nog ergens hulp bij nodig?


Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk
Maandag 16 januari
6.2 opdracht



Slide 21 - Tekstslide