21/10 boekenpitch/presenteren fictie

timer
20:00
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

timer
20:00

Slide 1 - Tekstslide



                De boekenpitch
                         Fictie

Slide 2 - Tekstslide

Planning

  • Instructie
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Aan het einde van jullie presentatie hebben jullie
  • verhalen gelezen
  • nagedacht over de gelezen verhalen
  • je verdiept je in het geven van leestips
  • je heb beoordelingswoorden gebruikt en die met voorbeelden onderbouwd
  • geoefend met presenteren/ spreekvaardigheid
  • weet je hoe je een boek pitcht!



Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Welke tips en tops heb jij voor Najib Amhali?

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Video

Geen één tip en één top aan Sanne Waliis de Vries.

Slide 8 - Woordweb

Iemand overhalen
• Bedenk vooraf argumenten waarom mensen dit boek juist wel of niet moeten lezen.
• Trek de aandacht van je luisteraars met woorden als Nergens goedkoper, Spaar ze allemaal, Drie halen, twee betalen, Doneer nu, zodat … of Doe ook mee, maar dan van toepassing op jouw boek ;)
• Laat het product zien.

Slide 9 - Tekstslide

Enthousiast spreken
Als je iets wilt verkopen of je wilt dat anderen meedoen aan iets wat je organiseert, dan moet je enthousiast spreken. 
Het doel is immers om iemand over te halen om iets van je te kopen of mee te doen met de actie.

Slide 10 - Tekstslide

Zo spreek je enthousiast 
• Straal uit dat je het product of de actie zelf echt fantastisch vindt; dan kom je overtuigend over.
• Spreek verstaanbaar en op een opgewekte toon.
• Kijk je publiek aan en glimlach veel.
• Gebruik wervende bijvoeglijke naamwoorden als geweldig, fantastisch, ongelofelijk, super.
• Gebruik een slogan (een slagzin) die past bij het product of de actie.

Slide 11 - Tekstslide

Presenteren: de uitvoering
  • Spreek rustig en duidelijk, maar niet saai.
  • Kijk de klas rond; richt je blik niet op één persoon.
  • Sta rechtop; stop je handen niet in je zakken.
  • Lees je presentatie niet voor; gebruik het spiekbriefje als geheugensteuntje.
  • Maak je presentatie interessanter voor je publiek door dingen te laten zien.
  • Vraag aan het eind of je publiek vragen heeft en zo ja, beantwoord ze dan.

Slide 12 - Tekstslide

Personages: hoofdpersonen  
De hoofdpersoon in een verhaal is:

- De persoon die het meeste aandacht krijgt van de schrijver.
- Je leest het verhaal door zijn/haar ogen.
- Je weet hoe hij/zij eruit ziet en wat hij/zij doormaakt, denkt en zegt.
- Heel soms zijn er meerdere hoofdpersonen.

Slide 13 - Tekstslide

5WH-vragen
Om je verhaal makkelijk samen te vatten kan je de 5WH-vragen gebruiken die we bij schrijven ook al gebruikt hebben:
  1. Wie (doet het/overkomt het)?
  2. Wat (is er gebeurd)?
  3. Waar (is het gebeurd?
  4. Wanneer (is het gebeurd)?
  5. Waarom (is het gebeurd)?
  6. Hoe (is het gebeurd)?

Slide 14 - Tekstslide

Beoordelingswoord
Je gebruikt een beoordelingswoord om je mening te uiten.

Voorbeelden van beoordelingswoorden: mooi, grappig, saai, spannend, eng, realistisch, ouderwets, modern, langdradig, voorspelbaar, verrassend, kinderachtig, ingewikkeld, enz.


Slide 15 - Tekstslide

Argumenten
Bij een mening geef je een argument.
Een argument is uitleg en ondersteuning bij jouw mening.
Argumenten zijn feiten, dus dingen die te controleren zijn.
--> bijvoorbeeld dingen uit het verhaal of een recensie over het boek
Een mening zonder argument is niets waard!

Dus NIET: Ik vind het stom, want ja het is stom...
--> Je herkent een argument aan 'want'.

Slide 16 - Tekstslide

Dus...
Mening (bevat beoordelingswoord) + argument

Slide 17 - Tekstslide

Inhoud pitch
  • Algemene informatie: titel boek, naam schrijver, jaar uitgave en uitgeverij 
  • Korte vertellen over de hoofdpersonen en  waar het verhaal over gaat (zo kort mogelijk, alleen hoofdpersonen en hoofdlijnen en niet het plot/de afloop!)
  • Je leest een kort fragment voor (echt een kort fragment, dus geen hele pagina)
  • Je maakt duidelijk waarom het publiek dit boek moet lezen of juist niet.. Dit doe je met beoordelingswoorden en voorbeelden daarbij uit het boek.
  • Probeer een verrassingselement in te bouwen ( stemgebruik, spanning opbouwen)!
  • De presentatie duurt tussen de twee en de drie minuten

Slide 18 - Tekstslide

Werk voor deze les + huiswerk: 

Je gaat werken aan je pitch.
- Maak een mindmap en schrijf in het midden de titel (met daaronder de uitgeverij en het jaar van uitgave). Werk vanuit dat punt de volgende punten in steekwoorden uit:
  • de schrijver
  • de hoofdpersonen
  • het verhaal
  • je beoordelingswoorden en bijbehorende argumenten uit het verhaal
  • bladzijde van het stukje dat je gaat voorlezen en noteer in steekwoorden
waarom je dat stukje kiest en wat er voor dat stukje gebeurd is.
- Check of je alle punten uit de beoordeling in je mindmap hebt zitten en pas aan wat nog ontbreekt.
- Schrijf uiteindelijk de mindmap uit als pitch (zoals je het gaat vertellen)
- Oefen de pitch en time je pitch.
Wat niet af is = huiswerk
Klaar = lezen
timer
30:00

Slide 19 - Tekstslide

Ik weet wat een boekenpitch inhoudt.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Ik weet hoe een goede boekenpitch opgebouwd is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Ik weet wat beoordelingswoorden en argumenten zijn en hoe ik beoordelingswoorden kan onderbouwen met argumenten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 23 - Open vraag

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 24 - Open vraag