Nederlands Samenvatting Hfst 1 spelling
1 / 22
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat is het werkwoord in de zin: Hij is vandaag ziek
A
Ziek
B
is
C
vandaag
D
Hij
Slide 4 - Quizvraag
Wat zijn de werkwoorden in deze zin?
A
haar tegengehouden
B
word tegengehouden
C
door tegengehouden
D
ik tegengehouden
Slide 5 - Quizvraag
Wat zijn de werkwoorden in deze zin?
A
niemand heeft
B
heeft blauwe
C
heeft gekocht
D
iPad gekocht
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Onzijdige woorden zijn
A
de -woorden
B
het-woorden
Slide 10 - Quizvraag
Mannelijke woorden zijn
A
de -woorden
B
het-woorden
Slide 11 - Quizvraag
Naar mannelijke en vrouwelijke woorden verwijs je met
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, die
D
die, dat
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Hoofdletters
Waar staan de hoofdletters goed?
Waar staan de hoofdletters goed?
A
B
John van Leeuwen
C
john van Leeuwen
D
John Van leeuwen
Slide 16 - Quizvraag
Hoofdletter of niet?
A
intertoys
B
Intertoys
Slide 17 - Quizvraag
Een hoofdletter of niet?
A
's middags kregen we bezoek.
B
'S middags kregen we bezoek.
C
's Middags kregen we bezoek.
Slide 18 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C
Slide 19 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december
Slide 20 - Quizvraag
Hoofdletter of niet?
A
naardermeer
B
Naardermeer
