Werkwoordspelling H1 - H6

Werkwoordspelling
De spelling van de persoonsvorm tegenwoordige tijd en verleden tijd, het voltooid en onvoltooid deelwoord, de infinitief en het bijvoeglijk naamwoord
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
De spelling van de persoonsvorm tegenwoordige tijd en verleden tijd, het voltooid en onvoltooid deelwoord, de infinitief en het bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Als een werkwoord eindigt op een letter uit 't ex kofschip, dan schrijf je dat woord met een ...

Slide 2 - Open vraag

In welke zin is de persoonsvorm juist gespeld.
A
Wordt volwassen!
B
Wat gebeurd er vanmiddag tijdens gym?
C
Hij beantwoordde mijn mailtje gisteren.
D
Vindt jij het ook niet eerlijk?

Slide 3 - Quizvraag

Een voltooid deelwoord kan eindigen op '-dt'
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Een onvoltooid deelwoord eindigt altijd op '-d'
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Een bijvoeglijk naamwoord eindigt op '-en' als het woord dat erachter staat meervoud is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

De ... biefstuk ligt op de barbeque.
A
gebrade
B
gebradde
C
gebraadde
D
gebraden

Slide 7 - Quizvraag

De ... forel smaakt aangebrand.
A
gerookte
B
gerokte
C
gerooktte
D
gerookten

Slide 8 - Quizvraag

Het ... antwoord (vd)
A
gegeve
B
gegeven
C
gevende
D
gevend

Slide 9 - Quizvraag

... naar de supermarkt (od)
A
lopend
B
gelopen
C
lopen
D
lopent

Slide 10 - Quizvraag

Mijn oom (verwaarlozen) zijn tuin (tt)

Slide 11 - Open vraag

Tijdens de training heeft hij een spier (verrekken)

Slide 12 - Open vraag

Op dit ogenblik wordt een nieuwe school (bouwen).

Slide 13 - Open vraag

De (verbouwen) school wordt gesloopt.

Slide 14 - Open vraag

De school wordt (heropenen)

Slide 15 - Open vraag

De (aanrichten) schade valt mee.

Slide 16 - Open vraag

Pieter (luchtte) zijn hart bij zijn vrouw.
A
vd
B
pvtt
C
pvvt
D
od

Slide 17 - Quizvraag

De tandarts heeft mij niet (verdoofd).
A
vd
B
pvtt
C
pvvt
D
od

Slide 18 - Quizvraag

Ook alle Grieken (hebben) het verdrag getekend.
A
od
B
pvtt
C
pvvt
D
infinitief

Slide 19 - Quizvraag

Jij (raadt) het nooit!
A
od
B
pvtt
C
pvvt
D
infinitief

Slide 20 - Quizvraag

Het is niet makkelijk om jong te (zijn).
A
od
B
pvtt
C
pvvt
D
infinitief

Slide 21 - Quizvraag