Marketing les 7

Marketing les 7
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
MarketingMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Marketing les 7

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk... voor na de vakantie
MC02 Product
2.1 extra verwerkingsopdrachten 1 t/m 7
2.2 extra verwerkingsopdrachten 8 + 9
2.3 extra verwerkingsopdrachten 10 t/m 13
MC03 prijs
3.1 Prijs  verwerkingsvragen 14 t/m 18

Slide 2 - Tekstslide

Het aantal artikelgroepen binnen het assortiment zegt is over de
A
breedte van het assortiment
B
diepte van het assortiment
C
hoogte van het assortiment
D
consistentie van het assortiment

Slide 3 - Quizvraag

Op de afbeelding de schappen van een kaasspeciaal zaak. In totaal liggen hier 33 soorten kaas. En op de onderste plank zie je van 1 soort 12 kazen liggen. Welk antwoord klopt?
A
De diepte van het assortiment is 33 kaassoorten en de lengte van die kaassoort is 12 kazen
B
De lengte van het assortiment is 33 kaassoorten en de breedte van die kaassoort is 12 kazen
C
De hoogte van het assortiment is 33 kaassoorten en de lengte van die kaassoort is 12 kazen
D
De breedte van het assortiment is 33 kaassoorten en de hoogte van die kaassoort is 12 kazen

Slide 4 - Quizvraag

De hoogte van het assortiment geeft aan
A
Hoe hoog het product in de schappen staat.
B
Hoe duur het product is
C
Hoe de kwaliteit van het product is
D
Hoe goed de winkel bekent staat

Slide 5 - Quizvraag

Er komt een nieuwe versie van een populaire game uit. Media markt heeft daarom honderden games op voorraad. Welke assortimentsdimensie gaat het hier over?
A
De diepte van het assortiment
B
De hoogte van het assortiment
C
De consistentie van het assortiment
D
De lengte van het assortiment

Slide 6 - Quizvraag

Diepte van assortiment
Relatief

Aldi <-->  AH <--> Kaasboer

Slide 7 - Tekstslide

Aanboddifferentiatie
=  aanbieder biedt verschillen aan in assortiment

bijv kaasboer gaat ook wijn en nootjes verkopen

Slide 8 - Tekstslide

Vraag differentiatie
=  klant vraagt / verwacht verschillen in het assortiment

   
bijv. computerzaak die randapparatuur als USB sticks, cartridges en papier verkoopt

Slide 9 - Tekstslide

Productmix  

Slide 10 - Tekstslide

Welk merk is dit?

Slide 11 - Open vraag

Hello Fresh

Slide 12 - Tekstslide

Welk merk is dit?

Slide 13 - Open vraag

Nintendo

Slide 14 - Tekstslide

Welk merk is dit?

Slide 15 - Open vraag

Harley Davidson

Slide 16 - Tekstslide

Welk merk is dit?

Slide 17 - Open vraag

Uber

Slide 18 - Tekstslide

Merk 
= ieder teken (benaming, tekening, cijfer of vorm) dat in staat is producten te onderscheiden en dat in materiële en immateriële zin een zekere betekenis kan hebben.

Slide 19 - Tekstslide

Wat gaan we bespreken:
  • Imago
  • Logo
  • Merkvoorkeur en merktrouw
  • Merkbekendheid

Slide 20 - Tekstslide

Imago
 = toegevoegde waarde van een product

Merk kan zijn:
  • Tijdgevoelig --> trend
  • Tijdsbestendig --> langere tijd


 

Slide 21 - Tekstslide

Sterk imago
 meer status --> consument bereid een hogere prijs te betalen

Slide 22 - Tekstslide

Imago

Slide 23 - Tekstslide

Logo
= symbool of beeldmerk --> zorgen voor herkenbaarheid & onderscheiding met concurrenten

Slide 24 - Tekstslide

Eisen aan een logo:

  • Origineel --> niet lijken op bestaande logo’s (Merkinbreuk)
  • Herkenbaar -->  merk herkennen aan logo
  • Functioneel --> past bij product en doelgroep
  • Duurzaam -->  lastig om logo te veranderen dus logo moet “tijdloos” zijn.

Slide 25 - Tekstslide

Merkinbreuk

Slide 26 - Tekstslide

Functie's van een merk
  • Herkomst:  je kunt zien waar een product vandaan komt
  • Onderscheiding:  onderscheiden van andere producten
  • Emotional appeal: doet een beroep op je emoties
  • Kwaliteitsgarantie: van een bepaald merk verwacht je een bepaalde kwaliteit.
  • Wettelijke bescherming: anderen kunnen het merk niet gebruiken





Slide 27 - Tekstslide

Merkbekendheid

Actieve/ spontane merkbekendheid =
 als je mensen een bepaald product laat noemen en ze noemen dit merk

Passieve/geholpen merkbekendheid =
 aan mensen een bepaald merk noemen en vragen of ze het herkennen.


Slide 28 - Tekstslide

Verschil merktrouw & merkvoorkeur
Merkvoorkeur = als je vaak voor een zelfde merk kiest

Merktrouw = je kiest voor 1 merk, is dat op bij een winkel ga je naar een andere winkel.

 

Slide 29 - Tekstslide

Wat is een merk?
A
Een merk is een teken dat de producten en diensten van elke onderneming onderscheidt
B
Een merk is een handels-, product- of dienstnaam, een logo, teken of symbool, een kleur of vorm.
C
herkenningsteken
D
Een merk (brand) is wat het publiek denkt, voelt en ervaart bij een bedrijf.

Slide 30 - Quizvraag

bij passieve merkbekendheid:
A
dan ken je het merk niet bewust
B
noem je het product en vraagt aan welk merk ze denken
C
noem je het merk en vraagt of ze het kennen
D
ken je het merk wel, maar roept dit geen emoties op

Slide 31 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij deze omschrijving?

‘Mate waarin klanten een artikel van een bepaald merk blijven kopen.’
A
Merkimago
B
Merkentrouw
C
Merkvoorkeur
D
Sterk merk

Slide 32 - Quizvraag

Wat is een logo
A
grafisch vormgegeven naam of symbool van een bedrijf
B
monogram van een bedrijf
C
beeldmerk
D
Naam in altijd dezelfde kleur en vorm

Slide 33 - Quizvraag

Huiswerk voor morgen
Boek: Marketing & communicatie:

MC02 product
2.4 merk
Verwerkingsvragen: 26 t/m 31
Extra verwerkingsvragen: 14 + 15




Slide 34 - Tekstslide