De Geo 1 H2.2

Verstedelijking in Nederland
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Verstedelijking in Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Par. 2: Verstedelijking in Nederland
Wat leer je?

- Je weet wat de kenmerken van een stad zijn
- Je weet hoe steden in Nederland zijn ontstaan
- Je weet hoe de steden in Nederland zich ontwikkeld hebben tot de steden van nu

Slide 2 - Tekstslide

De stad
1.  Minstens 50.000 inwoners
2. Mensen wonen dicht bij elkaar
3. Alles wat mensen nodig hebben om te leven:
    - veel soorten huizen
    - veel soorten werk
    - vervoer naar andere plaatsen in Nederland of het buitenland
    - veel voorzieningen

Slide 3 - Tekstslide

Hoeveel inwoners moet een stad minimaal hebben?
A
20.000
B
40.000
C
50.000
D
70.000

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een eigenschap van een stad?
Er zijn twee antwoorden goed.
A
De mensen wonen in zowel dure als goedkope huizen.
B
De mensen wonen dicht bij elkaar.
C
Er zijn tenminste drie ziekenhuizen.
D
Mensen hebben alle voorzieningen die ze nodig hebben.

Slide 5 - Quizvraag

Noem twee voorbeelden van voorzieningen.

Slide 6 - Open vraag

Reistijd tot het ziekenhuis dat het meest dichtbij is

Slide 7 - Tekstslide

Het begin van een moderne stad

 - Steden zijn ontstaan uit dorpen
- Vanaf 1850: eerste moderne steden
    - uitvinding van machines
    - mensen op het platteland raakten hun baan kwijt en 
       verhuisden naar de stad
    - er was werk in fabrieken

Slide 8 - Tekstslide

Het begin van een moderne stad

* Snelle groei van de steden: 
    verstedelijking
* Na de Tweede Wereldoorlog
    - veel kinderen geboren
    - nieuwe wijken voor jonge gezinnen

Slide 9 - Tekstslide

Wat is verstedelijking?

Slide 10 - Open vraag

Kort na WOII werden er veel nieuwe woningen gemaakt. Wat kun je zeggen over die huizen? Twee antwoorden zijn goed.
A
De huizen waren luxe
B
De huizen werden snel gebouwd
C
Er werden vooral rijtjeshuizen en flats gebouwd
D
Kwaliteit was heel belangrijk

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Terug naar de rust
* Vanaf 1960: vertrek uit de stad
   - steeds meer mensen kochten een auto
  - er werden meer wegen aangelegd
* Buiten de stad
    - meer groen
    - meer rust
    - meer ruimte
* Naar de stad op en neer reizen
    - om te werken
    - voor de voorzieningen

Slide 13 - Tekstslide

Wat was een voordeel van buiten de stad wonen?
A
Buiten de stad was het rustiger
B
Mensen konden meer autorijden
C
Mensen woonden dichter bij voorzieningen

Slide 14 - Quizvraag

Waarom vertrokken vanaf 1960 veel mensen uit de stad?

Slide 15 - Open vraag

Groeiende stad 
* Nu groeien de steden weer
* Nieuwe huizen
    - jongeren
    - gezinnen
    - ouderen
* Hoge bevolkingsdichtheid  in de steden 
* Steden worden steeds groener
* Oude wijken worden opgeknapt

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

De bevolkingsdichtheid in Nederland per gemeente (2018)

Slide 18 - Tekstslide

Wat is bevolkingsdichtheid?
A
Het aantal mensen dat bij elkaar in de straat woont
B
Het aantal mensen dat op een vierkante kilometer woont
C
Het aantal mensen dat verhuist naar het platteland

Slide 19 - Quizvraag